ECLI:NL:RBDHA:2021:2117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
NL21.2028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep inzake een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. Mačkić, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 9 februari 2021 was genomen, weigerde de aanvraag op de grond dat Slovenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.

De rechtbank heeft ambtshalve de vraag onderzocht of eiser procesbelang had bij het beroep. Uit meldingen van de vreemdelingenpolitie en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers bleek dat eiser op 23 december 2020 met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van eiser stelde dat hij contact had gehad met eiser, maar de rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat eiser nog in Nederland verbleef of dat hij nog prijs stelde op de bescherming die hij aanvankelijk had gezocht. De rechtbank baseerde haar oordeel op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling zonder contact met zijn gemachtigde vertrekt, dit impliceert dat hij geen prijs meer stelt op bescherming.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij de beoordeling van het bestreden besluit. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.2028
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. Mačkić).

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.2029, plaatsgevonden op 3 maart 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit aangegeven dat eiser volgens meldingen van de vreemdelingenpolitie en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers op 23 december 2020 met onbekende bestemming is vertrokken. Daarnaast heeft verweerder bij bericht van 2 maart 2021 bevestigd dat onbekend is waar eiser zich bevindt. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat hij eiser een brief heeft gestuurd en deze niet retour is gekomen, waaruit volgens de gemachtigde zou volgen dat eiser niet met onbekende bestemming zou zijn vertrokken.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, wordt geconcludeerd dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep, aldus de Afdeling. Dit is slechts anders als een vreemdeling aangeeft dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
3. Het betoog van eiser slaagt niet.
4. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2021 door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Osmani, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.