ECLI:NL:RBDHA:2021:2118
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Nigeriaanse eiser wegens onvoldoende onderbouwing van asielrelaas en geloofwaardigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 8 april 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 12 oktober 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Rotterdam, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. N. Hamzoui. Tijdens de zitting op 3 februari 2021 heeft de eiser zijn asielrelaas toegelicht, waarin hij onder andere aangaf dat hij was gearresteerd op verdenking van lidmaatschap van een cult en dat hij met de dood was bedreigd door een persoon in Nigeria.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig zijn, maar dat de overige elementen van zijn asielrelaas niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet concreet en gedetailleerd heeft verklaard over de gestelde gebeurtenissen die de kern van zijn asielrelaas vormen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de door de eiser overgelegde documenten, zoals een krantenartikel en een blogbericht, niet als objectieve en betrouwbare bronnen kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag van de eiser ongegrond is. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.