ECLI:NL:RBDHA:2021:2118

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
NL20.19281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaanse eiser wegens onvoldoende onderbouwing van asielrelaas en geloofwaardigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 8 april 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 12 oktober 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Rotterdam, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. N. Hamzoui. Tijdens de zitting op 3 februari 2021 heeft de eiser zijn asielrelaas toegelicht, waarin hij onder andere aangaf dat hij was gearresteerd op verdenking van lidmaatschap van een cult en dat hij met de dood was bedreigd door een persoon in Nigeria.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig zijn, maar dat de overige elementen van zijn asielrelaas niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet concreet en gedetailleerd heeft verklaard over de gestelde gebeurtenissen die de kern van zijn asielrelaas vormen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de door de eiser overgelegde documenten, zoals een krantenartikel en een blogbericht, niet als objectieve en betrouwbare bronnen kunnen worden aangemerkt.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag van de eiser ongegrond is. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19281

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzoui).

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2021 in Dordrecht. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser bezit de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Hij heeft zijn asielaanvraag op 8 april 2019 ingediend.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
- eiser is gearresteerd en gedetineerd op verdenking van lidmaatschap van een cult en vervolgens ontsnapt uit de gevangenis;
- eiser is vanwege een openstaande schuld met de dood bedreigd door [naam persoon 1] .
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De overige elementen acht verweerder niet geloofwaardig.
Beoordeling door de rechtbank
Arrestatie en detentie
3. Eiser voert aan dat het bestreden besluit in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel tot stand is gekomen.
Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser mag worden verwacht dat hij concreet en gedetailleerd kan verklaren over de gestelde gebeurtenissen. Hij heeft naar vermogen verklaard en van hem kan niet het onmogelijke worden verwacht. Hij weet niet waarom de politie hem ervan verdacht lid te zijn van de cult en eigenaar te zijn van de machete. Hij heeft altijd ontkend lid te zijn van de cult. Verweerder kan daarom niet aan hem tegenwerpen dat hij geen informatie kan verschaffen over de cult. Bovendien wordt zijn relaas bevestigd door het krantenartikel uit 2015, waar eiser in de zienswijze naar heeft verwezen en dat volgens eiser authentiek is. Er kan een individueel ambtsbericht worden gevraagd over het krantenartikel, de journalist en het dossier van de rechtbank. Het overgelegde blogbericht is gebaseerd op het krantenartikel.
Verder voert eiser aan dat hij heeft aangegeven dat zijn verwondingen zijn ontstaan door het toedienen van elektrische schokken en door het slaan met een stok. Uit pagina 7 van het rapport van aanvullend gehoor blijkt niet dat uitvoerig is doorgevraagd over de andere verwondingen die eiser bij het nader gehoor heeft beschreven. Ook heeft eiser naar vermogen verklaard over de gevangenissen. Over de ontsnapping voert eiser aan dat voor het helpen van een voortvluchtige straffen kunnen worden opgelegd. Eiser verwijst hierbij naar het overgelegde artikel van Filani en Oniyinde ‘An Examination of the Scope of Aiding and Abetting in the Process of Crime Commission’. Eiser heeft daarom niet naar de gegevens van de vrouw gevraagd. Eiser kende de omgeving niet. Er kan in die vluchtsituatie niet van eiser worden verwacht dat hij dan herkenbare bijzonderheden in zich opneemt. Verder kan eiser alleen speculeren over de redenen van de vrouw om hem te helpen. Het is niet onmogelijk dat vreemden personen die in gevaar zijn helpen, aldus eiser.
3.1.
De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat hij altijd heeft ontkend lid te zijn van een cult, zodat het hem niet kan worden verweten dat hij geen algemene kennis heeft over de cult. Het is echter wel aan eiser om zijn asielrelaas en de gestelde gebeurtenissen aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser vaag, algemeen en niet gedetailleerd heeft verklaard waarom hij persoonlijk werd verdacht van lidmaatschap van een cult en vervolgens is gearresteerd door de politie. Eisers stelling dat hij niet meer kan verklaren over de arrestatie door de politie, omdat hij enkel over de informatie beschikt die hem door de politie verstrekt is, heeft verweerder onvoldoende mogen achten. Van eiser mag immers verwacht worden dat hij concreet en gedetailleerd kan verklaren over de gestelde gebeurtenissen die de kern vormen van zijn asielrelaas. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat het daarbij niet gaat om de innerlijke beweegredenen van de politie te kunnen beschrijven, maar wel om concreet en gedetailleerd te verklaren over de arrestatie en het verband tussen hem en de hem ten laste gelegde feiten. Eiser heeft geen concreet en gedetailleerd antwoord kunnen geven op de vraag waarom hij volgens de politie lid zou zijn van een cult en de eigenaar van de machete zou zijn (p. 6 en 7 van het rapport van aanvullend nader gehoor). Dat de politie eiser met een machete heeft gezien is hiervoor niet voldoende. Eiser heeft immers ook verklaard dat er een machete op de grond lag naast het lijk en [naam persoon 2] zou ook hebben verklaard dat eiser voor haar aan het werk was. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser ook onduidelijk heeft verklaard over de verhoren door de politie. Op de vraag wat de politie aan eiser heeft gevraagd tijdens het verhoor heeft eiser geantwoord dat de politie hem heeft gevraagd naar zijn naam, waar hij vandaan kwam en waar zijn collega’s waren (p. 6 van het rapport van aanvullend nader gehoor). Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen enkel verband heeft kunnen leggen tussen zijn werkzaamheden op de boerderij met een machete en de verdenking van lidmaatschap van een cult en dat het niet aannemelijk is dat de politie genoegen heeft genomen met eisers verklaring dat hij niets van de cult weet en geen lid is en daar niet meer vragen over heeft gesteld. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er redenen waren voor de politie om aan te nemen dat eiser lid was van een cult.
Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat de door eiser overgelegde blogbericht en krantenartikel geen objectieve, betrouwbare bronnen betreffen, zodat verweerder niet kon uitgaan van de inhoud van deze stukken. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat blogberichten door eiser zelf kunnen worden geschreven en dat krantenartikelen kunnen worden vervalst of gekocht. Verweerder heeft in dit kader verwezen naar het EASO rapport ‘Nigeria: Country of Origin Information Report’ van 2018 en het artikel ‘Nigeria: Brown envelope journalism, including types of publications that are affected; efforts to combat the phenomenon’ van Refworld van 3 november 2017, waaruit volgt dat het vervalsen of kopen van krantenartikelen in Nigeria een bekend fenomeen is en bekend staat als ‘brown envelope journalism’. Eiser heeft bovendien de stelling van verweerder niet betwist dat de opmaak van het door hem overgelegde krantenartikel verschilt van de andere artikelen op diezelfde pagina. Gelet op het voorgaande, in samenhang met de ongeloofwaardig geachte verklaringen van eiser, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien het desbetreffende krantenartikel, de journalist en het rechtbankdossier nader te onderzoeken.
Ten aanzien van de verwondingen stelt de rechtbank vast dat verweerder in het rapport van aanvullend nader gehoor drie keer aan eiser heeft gevraagd wat voor verwondingen hij heeft opgelopen door de mishandeling door de politie (p. 7). Eiser heeft hier enkel op geantwoord dat zijn benen helemaal kapot waren. Dat eiser in het nader gehoor heeft verklaard hoe hij is mishandeld, maakt niet dat hij in het aanvullend gehoor antwoord heeft gegeven op de gestelde vragen. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet helder heeft verklaard over de opgelopen verwondingen. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat verweerder hierover onvoldoende heeft doorgevraagd. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat, indien eiser na het gehoor van mening was dat hij niet voldoende gelegenheid heeft gekregen om te verklaren over de verwondingen, het op zijn weg lag om zijn verklaringen in de correcties en aanvullingen en/of de zienswijze aan te vullen en niet pas in de gronden van beroep.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser meer verduidelijking en detail mag worden verwacht over zijn periode in de gevangenis, zeker nu hij in totaal meer dan twee jaar in de gevangenis heeft gezeten. Dat eiser voor het merendeel van de tijd opgesloten zat in een cel maakt niet dat hij niet meer kan verklaren dan hij heeft gedaan. Eiser heeft over de dagroutine enkel verklaard dat de politie in de ochtend kwam, een naam van iemand riep en die persoon moest dan met hen mee gaan. In de ochtend kregen zij brood en ’s middags en ’s avonds kregen ze eten. ‘s Avonds nam de politie ook iemand mee en die persoon kwam niet meer terug op de cel (p. 7 van het rapport van aanvullend nader gehoor). Over de dagroutine in Oweri Prison heeft eiser verklaard dat hij daar niks deed omdat hij niet blij was (p. 8 van het rapport van aanvullend gehoor). In het bestreden besluit heeft verweerder zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn verblijf in de twee gevangenissen. Eiser heeft verklaard dat hij geen enkele naam van medegevangenen weet, behalve de persoon die bekend stond als generaal, en ook niet weet waarom anderen daar vast zaten. Eiser heeft verklaard dat je dat soort vragen niet mag stellen en je met je eigen zaken moet bemoeien (p. 8 van het rapport van aanvullend gehoor). Op p. 12 van het rapport van aanvullend gehoor heeft eiser echter verklaard dat hij in de gevangenis mensen had ontmoet die daar vijf of acht jaar waren en nog steeds niet naar de rechtbank zijn gebracht. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dit niet strookt met eisers verklaringen dat er onderling niet werd gesproken en dat je je met je eigen zaken moest bemoeien. Dit heeft eiser ook niet betwist.
3.3.
Ten aanzien van de ontsnapping uit de gevangenis is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de enkele stelling dat de gestelde omstandigheden van eisers ontsnapping niet onmogelijk zijn, zijn verklaringen hierover nog niet aannemelijk maken. In het bestreden besluit heeft verweerder gemotiveerd dat niet valt in te zien dat eiser zonder problemen heeft kunnen weglopen van de gewapende bewakers en dat het bevreemdend is dat eiser hen niet in de gaten heeft gehouden tijdens zijn ontsnapping, nu eiser probeerde te ontsnappen. Eiser heeft immers verklaard dat er vier gewapende bewakers aanwezig waren om twaalf gevangenen in de gaten te houden. Ook was het de eerste keer dat eiser op het betreffende bedrijfsterrein ging werken en was hij in een voor hem onbekende omgeving (p. 7 van het rapport van nader gehoor en p. 10 van het rapport van aanvullend gehoor). Bovendien heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard dat hij zag dat niemand op hem lette voordat hij wegliep (p. 7 van het rapport van nader gehoor). Dit heeft eiser niet betwist. Verweerder heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het niet aannemelijk is dat een vrouw met twee kinderen een wildvreemde en uit de gevangenis ontsnapte man helpt enkel omdat hij een emotioneel beroep doet op haar hulp. Een ontsnapte gevangene helpen de autoriteiten te ontwijken is immers strafbaar, zoals eiser zelf ook heeft aangegeven. Verweerder heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser enige informatie mag worden verwacht over de omgeving en de mensen die hem hebben geholpen. Verweerder heeft ter zitting aanvullend gemotiveerd dat eisers stelling in beroep dat hij niet veel over de vrouw heeft willen weten, omdat hij haar daardoor in gevaar zou kunnen brengen, afwijkt van hetgeen hij tijdens het gehoor heeft verklaard. Eiser heeft niet eerder verklaard dat hij de vrouw bewust niet naar haar gegevens heeft gevraagd. Eiser heeft enkel verklaard dat hij de naam van de vrouw niet wist en ook niet wist waar zij woonde, omdat hij de omgeving niet kende (p. 12 van het rapport van aanvullend gehoor).
3.4
De beroepsgrond slaagt niet.
Bedreiging met de dood
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij naar vermogen en volledig heeft verklaard over [naam persoon 1] . Hij is voldoende specifiek geweest in de gehoren en de zienswijze. Weer wordt eiser verweten de beweegredenen van een derde niet te kennen. Hij was niet aanwezig bij het uiten van de bedreigingen, zodat hij hierover alleen kan verklaren wat hij heeft vernomen van derden.
4.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Eiser heeft verklaard dat hij door [naam persoon 1] bedreigd is met de dood. Het is daarom ook aan hem om deze verklaringen aannemelijk te maken. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen concreet en duidelijk antwoord heeft gegeven op de vragen naar de bedreigingen in het aanvullend gehoor. Eiser heeft verklaard dat [naam persoon 1] hem met een mes in zijn rug heeft gestoken, dat [naam persoon 1] samen met een vriend eiser naar Nederland heeft gebracht, dat eiser [naam persoon 1] daarna niet meer heeft gezien en geen problemen met [naam persoon 1] heeft gehad in Nederland. Ook blijft het onduidelijk waarom [naam persoon 1] anderhalf jaar niet van zich heeft laten horen om vervolgens eisers moeder te bedreigen.
Aangifte mensenhandel
5. Eiser voert verder aan dat de inhoud van de aangifte mensenhandel ten onrechte niet is betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid. Als slachtoffer van mensenhandel is eiser getraumatiseerd, zodat hiermede ook rekening dient te worden gehouden bij de beoordeling van de geloofwaardigheid.
5.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de aangifte van eiser ziet op (strafbare) feiten gepleegd in Italië, zodat niet valt in te zien op welke wijze de inhoud van de aangifte van invloed zou kunnen zijn op de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling ten aanzien van de relevante elementen die betrekking hebben op de gestelde gebeurtenissen in Nigeria.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid vanmr. M.M. Mercelina, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.