Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[de B.V.] te [plaats] ,
[eisende partij sub 2]te [plaats] ,
1.VVE BRANDWEERKAZERNE TE [plaats] te [plaats] ,
GEZAMENLIJKE EIGENAARS VAN DE VVE BRANDWEERKAZERNE TE [plaats]te [plaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 juni 2019, met producties 1 tot en met 13;
- de akte aan de zijde van [de Holding c.s.] met productie 14;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende een eis in reconventie, met producties 1 tot en met 9;
- het tussenvonnis van 29 januari 2019 waarin de rechtbank een descente en comparitie van partijen bevolen heeft;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 1 tot en met 5,
- het proces-verbaal van de descente en comparitie van partijen van 30 november 2020.
2.De vaststaande feiten
Ten behoeve van perceel kadastraal bekend gemeente [plaats] , [sectie x] nummer 2458 en ten laste van de percelen, kadastraal bekend gemeente [plaats] , [sectie x] nummer 1969 , 2648 en 2817 wordt bij deze gevestigd een recht van overpad, uit te oefenen te voet en met één-, twee-, drie- en vierwielige voertuigen, ook motorvoertuigen om te komen en te gaan van en naar het perceel (…) 2458 van en naar de openbare weg, [de Weg 2] en vandaar naar [de Weg 1] , ongeacht welke bestemming aan het heersende erf wordt gegeven.
3.Het geschil
In conventie
- i) te verklaren voor recht dat VvE Brandweerkazerne c.s. onrechtmatig handelen door inbreuk te maken op de Erfdienstbaarheid ten gunste van [de Holding c.s.] ;
- ii)
- i) de Erfdienstbaarheid jegens hen op te heffen, subsidiair te wijzigen, in die zin dat het huidige gebouw van VvE Brandweerkazerne c.s. ( [het Appartementencomplex] ) en het huidige gebruik van de aan VvE Brandweerkazerne c.s. toebehorende percelen ( 3760 , 3761 en [1] ), niets hoeft te worden veranderd;
- ii) met veroordeling van [de Holding c.s.] in de kosten van deze procedure.
4.De beoordeling
te voet en met één-, twee-, drie- en vierwielige voertuigen, ook motorvoertuigen’. VvE Brandweerkazerne c.s. betwisten deze stelling en voeren aan dat de Erfdienstbaarheid niet gevestigd is ten behoeve van autoverkeer nu het reeds bij de vestiging van de Erfdienstbaarheid, en nog steeds niet, mogelijk was om met auto’s over de uitweg te rijden.
te voet en met één-, twee-, drie- en vierwielige voertuigen, ook motorvoertuigen’ gebruik te maken van de uitweg. Uit de redactie van de Erfdienstbaarheid volgt niet zonder meer dat ook met vierwielige
motorvoertuigen over de uitweg gereden mag worden. Voor de beantwoording van de vraag of dat op grond van de Erfdienstbaarheid is toegestaan, zal de rechtbank dan ook de overige objectief kenbare elementen – in dit geval de inrichting van het heersende en het dienende erf en de inrichting van het pad over perceel 1818 – in haar beoordeling betrekken. De rechtbank acht in dit verband het volgende van belang.