ECLI:NL:RBDHA:2021:2311
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van afhankelijkheidsrelatie met minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, een Marokkaanse man, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van zijn minderjarige Nederlandse kinderen. De aanvraag werd afgewezen omdat de staatssecretaris van mening was dat er geen sprake was van een zodanige afhankelijkheidsrelatie tussen de eiser en zijn kinderen dat deze gedwongen zouden worden het grondgebied van de Europese Unie te verlaten indien aan de eiser geen verblijfsrecht zou worden toegekend. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat zijn verblijfsrecht in Spanje, waar hij een verblijfsvergunning had, was vervallen. De rechtbank concludeerde dat de kinderen niet gedwongen zouden worden om de EU te verlaten en dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen. De rechtbank verwierp ook de stelling van de eiser dat hij niet was gehoord in de bezwaarprocedure, omdat er geen twijfel bestond dat de bezwaren niet tot een ander besluit zouden leiden. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.