ECLI:NL:RBDHA:2021:2332

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
20.1497
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardig asielrelaas met betrekking tot biseksualiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een asielaanvraag van een eiser van Gambiaanse nationaliteit. De eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die niet in behandeling werd genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Italië verantwoordelijk werd gesteld voor de behandeling van zijn aanvraag. Na een tweede asielaanvraag, die ook niet in behandeling werd genomen, werd de zaak opnieuw in de nationale asielprocedure opgenomen. De eiser stelde dat hij biseksueel was en problemen had ervaren in Gambia vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de eiser over zijn biseksualiteit ongeloofwaardig waren. De rechtbank vond dat de eiser tegenstrijdige en oppervlakkige verklaringen had afgelegd over zijn seksuele geaardheid en zijn relatie met een vriend. Bovendien was de eiser niet bekend met belangrijke termen en organisaties die verband houden met LHBT-rechten, wat afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht was afgewezen als ongegrond en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven voor het verlenen van een verblijfsvergunning. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en werd openbaar gemaakt op 15 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.14970

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. Eliya),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 3 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2021 in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen F.S. Camara. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Eiser heeft eerder op 18 augustus 2017 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Bij besluit van 14 december 2017 is deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat op grond van de Dublinverordening [1] was vastgesteld dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Het hiertegen door eiser ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 10 januari 2018 ongegrond verklaard. [2] Bij uitspraak van de Afdeling [3] van 30 januari 2018 is deze uitspraak bevestigd. [4]
2. Op 7 maart 2019 heeft eiser een tweede asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 26 maart 2019 is deze aanvraag van eiser wederom niet in behandeling genomen onder verwijzing naar het eerdere afwijzend besluit. Op 5 april 2019 heeft verweerder dat besluit ingetrokken en is aan eiser kenbaar gemaakt dat de uiterste overdrachtstermijn voor overdracht aan Italië was verstreken. Op 6 mei 2019 is de asielaanvraag van eiser opgenomen in de nationale asielprocedure.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Eiser verklaart biseksueel te zijn;
  • Eiser verklaart problemen te hebben ervaren in Gambia naar aanleiding van zijn seksuele geaardheid.
4. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De elementen dat eiser biseksueel stelt te zijn en naar aanleiding daarvan problemen te hebben ervaren in Gambia, acht verweerder niet geloofwaardig. Daartoe heeft verweerder overwogen dat eiser summiere, oppervlakkige en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de tijd waarin hij begon te ontdekken dat hij biseksueel zou zijn en over de relatie met zijn toenmalige vriend, [naam 2]. Daarnaast doen de feiten dat eiser niet bekend is met de afkorting LHBT, dat hij geen enkele LHBT-organisatie kan noemen en dat eiser niet weet of homoseksualiteit verboden is in Nederland – terwijl dit de reden was voor zijn vertrek uit Gambia – afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als ongegrond.
5. Op wat eiser hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Voor zover de gronden van beroep een herhaling betreffen van wat in de zienswijze naar voren is gebracht, wordt het volgende overwogen. Anders dan eiser ter zitting aanvoert, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt van eiser in de zienswijze is ingegaan. Nu eiser, ook ter zitting, niet voldoende concreet heeft aangegeven op welke wijze het bestreden besluit de toets in rechte niet kan doorstaan, kan een enkele herhaling van zetten niet tot enig resultaat leiden. Deze beroepsgronden kunnen reeds hierom niet slagen.
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder onterecht tegenstrijdigheden in eisers verklaringen heeft geconstateerd over wanneer eiser stelt verliefd te zijn geworden. Hetzelfde geldt voor de stelling van eiser dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is ingegaan op eisers verklaring voor deze tegenstrijdigheden. In dat kader heeft verweerder terecht overwogen dat eiser zelf heeft verklaard dat hij tijdens het zwemmen besefte dat hij verliefd was op [naam 2]. [5] Eiser heeft later verklaard dat hij ook al voor de dag van het zwemmen verliefd was op [naam 2]. Dat onder het Engelse woord ‘
like’ meer wordt begrepen dan onder het Nederlandse woord ‘leuk vinden’, heeft verweerder onvoldoende verklaring kunnen achten. [6] Hiertoe heeft verweerder terecht overwogen dat eiser ook heeft verklaard dat hij [naam 2] voor de dag van het zwemmen wel leuk vond, waarbij hij expliciet verklaarde dat toen slechts sprake was van vriendschap en niet van gevoelens. [7]
8. De rechtbank is tot slot met verweerder van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om eiser ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen. Verweerder heeft in het bestreden besluit – onder verwijzing naar het voornemen – niet ten onrechte overwogen dat niet is gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om eiser op humanitaire gronden in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning. Het is aan eiser om vervolgens in beroep aan te voeren waarom verweerder alsnog gebruik had moeten maken van deze bevoegdheid. Eiser heeft in beroep zijn stelling hieromtrent echter niet nader gemotiveerd of met stukken onderbouwd.
9. Gelet op het voorgaande komt eiser niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
10. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid vanmr. N.H. de Zeeuw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Zaaknummer NL17.15230.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zaaknummer 201800392/1/V3.
5.p. 6-7 van het rapport van nader gehoor.
6.p. 10 van het rapport van nader gehoor.
7.p. 7 van het rapport van nader gehoor.