Overwegingen
1. Eiser stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Hij is getrouwd met [naam 2], maar zij verblijft al sinds 2017 in Nederland. Eiser is op 25 juni 2018 naar Nederland gekomen om bij zijn echtgenote en dochter te kunnen zijn. Op 7 maart 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij niet kan terugkeren naar Iran, omdat hij problemen heeft met zijn schoonfamilie als gevolg van de bekering van zijn echtgenote. Eiser is daarnaast zelf ook bekeerd tot het christendom.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Nationaliteit, identiteit, herkomst en etniciteit;
- Eiser heeft in juni 2018 Iran verlaten om bij zijn (ex-)echtgenote en dochter te zijn;
- Problemen in Iran met zijn schoonfamilie;
- Afvallige van de Islam in Iran;
- Bekering tot het christendom na vertrek uit Iran.
3. Verweerder acht zowel het element nationaliteit, identiteit, herkomst en etniciteit geloofwaardig als het element dat eiser in juni 2018 Iran heeft verlaten om bij zijn echtgenote en dochter te zijn. De overige elementen acht verweerder niet geloofwaardig. Daaraan legt verweerder ten grondslag dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij na zijn vertrek uit Iran geïnteresseerd raakte in het christendom. Ook geeft eiser geen blijk van een proces van bekering en verdieping van zijn geloof. Eiser heeft daarnaast weinig verklaard over zijn kennis van het geloof en hij heeft zijn activiteiten in de kerk niet geconcretiseerd. Verder heeft eiser niet onderbouwd waarom hij vanwege de door hem op Instagram geplaatste filmpjes in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten is komen te staan. Tot slot wordt er geen afhankelijkheid aangenomen tussen de asielaanvraag van de echtgenote van eiser en de asielaanvraag van eiser zelf, omdat eiser en zijn echtgenote reeds in Iran gescheiden leefden.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende is ingegaan op zijn standpunten in de zienswijze. Daarnaast heeft verweerder zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft wel degelijk zijn authentieke verhaal verteld. Eiser voert verder aan dat hij niet gescheiden is van zijn echtgenote, waardoor hij als haar man in Iran verantwoordelijk zal worden gehouden voor haar bekering. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte de bekering van een deel van het gezin ongeloofwaardig geacht, terwijl eisers bekering juist voortvloeit uit de bekering van zijn echtgenote en dochter. Eiser voert verder aan dat hij in aanmerking komt voor een afgeleide verblijfsvergunning. Verweerder heeft eiser tot slot ten onrechte niet ambtshalve een reguliere verblijfsvergunning verleend.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de gestelde problemen in Iran met de schoonfamilie van eiser niet geloofwaardig zijn. Hiertoe verwijst de rechtbank allereerst naar het voornemen en het bestreden besluit. Zo heeft verweerder terecht een tegenstrijdigheid geconstateerd in eisers verklaringen over het vertrek uit zijn woonplaats. Eiser heeft gesteld dat hij uit zijn woonplaats is vertrokken, omdat hij door zijn schoonfamilie werd bedreigd, nadat zij erachter waren gekomen dat zijn echtgenote in Nederland was gedoopt.Zijn echtgenote is echter pas op 23 april 2017 gedoopt, terwijl eiser heeft verklaard dat hij in februari of maart uit zijn woonplaats is vertrokken.Eiser heeft zich vervolgens na zijn inreis in Nederland in juni 2018 niet direct tot de autoriteiten gewend voor bescherming. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers gestelde problemen.
6. Verweerder heeft voor het overige in het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet waarom eiser niet wordt gevolgd in zijn relaas. Verweerder heeft de motieven voor en het proces van bekering, de persoonlijke betekenis van de bekering, inhoudelijke kennis over het geloof en de verklaringen over de kerkgang beoordeeld. Dit is lijn met het toetsingskader zoals neergelegd in Werkinstructie 2019/18. Met de enkele stelling in beroep dat eiser wel degelijk zijn authentieke verhaal heeft verteld, heeft eiser onvoldoende uiteengezet op welke punten het bestreden besluit onjuist of onvolledig is. De stelling dat zijn bekering ten onrechte ongeloofwaardig is geacht, terwijl deze bekering het gevolg is van de geloofwaardig geachte bekering van zijn echtgenote en dochter, leidt niet tot een ander oordeel. Dit laat immers onverlet dat het aan eiser is om met zijn eigen verklaringen zijn gestelde bekering tot het christendom aannemelijk te maken.
7. Anders dan eiser aanvoert, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit ook voldoende is ingegaan op de zienswijze en dat verweerder deze zienswijze gemotiveerd heeft weerlegd. Nu eiser, ook ter zitting, niet voldoende concreet heeft aangegeven op welke wijze het bestreden besluit de toets in rechte niet kan doorstaan, kan deze beroepsgrond niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
8. Nu de gestelde bekering van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden, mag verweerder van eiser verwachten dat hij de door hem gestelde uitingen van geloof van internet verwijdert en verwijderd houdt om een eventueel risico bij terugkeer te voorkomen. Het is aan eiser om met persoonlijke feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat hij op dit moment al in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten staat. Hierin is eiser niet geslaagd. Eiser voert enkel aan dat hij weet dat hij door de Iraanse autoriteiten op Instagram wordt gevolgd. Verweerder heeft dit zonder nadere onderbouwing onvoldoende kunnen achten.
9. Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij in aanmerking komt voor een afgeleide verblijfsvergunning het volgende. Een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28 van de Vwkan op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw worden verleend aan de in dat lid genoemde gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in artikel 29, eerste lid, van de Vw bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw is verleend. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser niet aan de in artikel 29, tweede lid, van de Vw genoemde voorwaarden voldoet. De enkele stelling ter zitting dat er geen discussie was geweest als eiser met zijn echtgenote samenwoonde, vormt geen bijzondere omstandigheid waarom in dit geval geoordeeld zou moeten worden dat het bestreden besluit niet juist is.
10. De asielaanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
11. Eiser voert tot slot aan dat hij in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning, aangezien hij getrouwd is met zijn echtgenote en familieleven uitoefent met zijn dochter. Op grond van artikel 3.6a, aanhef en onder a, van het Vbkan bij afwijzing van de eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd alsnog ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling wiens uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM. Nu eiser geen asielaanvraag heeft ingediend binnen zes maanden na de eerste inreis, heeft verweerder eiser op grond van artikel 3.6a, derde lid, van het Vb terecht ambtshalve geen reguliere verblijfsvergunning verleend.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.