ECLI:NL:RBDHA:2021:2335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
20.13028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en afvalligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Iraakse nationaliteit, zijn zesde asielaanvraag indiende. Eiser heeft in zijn aanvraag gesteld dat hij afvallig is van de islam en nooit in God of de islam heeft geloofd. Hij heeft echter eerder geen melding gemaakt van zijn afvalligheid in voorgaande aanvragen, wat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongeloofwaardig werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om zijn motieven en het proces van afstand nemen van de islam te concretiseren, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht was, omdat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn afvalligheid en zijn verklaringen tegenstrijdig waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13028

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 25 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.13029, plaatsgevonden op 28 januari 2021 in Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Eiser verblijft sinds 2008 in Nederland en heeft sindsdien vijf asielaanvragen ingediend. Al deze aanvragen zijn afgewezen en deze afwijzingen staan in rechte vast.
2. Op 25 oktober 2018 heeft eiser voor de zesde keer een asielaanvraag ingediend via een schriftelijke kennisgeving M35-O. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij afvallig is en nooit in God of de islam heeft geloofd. Hij heeft het islamitische geloof en de moslimgemeenschap reeds in Irak de rug toegekeerd. Eiser heeft niet eerder over zijn afvalligheid verklaard, omdat hij de tolken niet vertrouwde.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Afvalligheid.
4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig worden geacht. De gestelde afvalligheid acht verweerder niet geloofwaardig. Daaraan legt verweerder het volgende ten grondslag. Eiser is sinds 2008 niet meer in Irak en heeft tijdens eerdere aanvragen niet aangegeven dat hij afvallig is. Het is aan eiser om alle relevante elementen voor zijn aanvraag kenbaar te maken. Dat eiser de tolken in voorgaande procedures niet vertrouwde, kan volgens verweerder niet tot een ander oordeel leiden. Eiser heeft daarnaast tegenstrijdig verklaard over zijn afwending van het geloof. Eiser heeft vaag verklaard over de aanleiding voor zijn afvalligheid en geeft geen blijk van een individualiseerbaar proces tot afvallige. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond.
5. Op wat eiser hiertegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om zijn motieven voor en het gestelde proces van het afstand nemen van de islam met verklaringen te concretiseren en te personaliseren. Hierin is eiser niet geslaagd.
7. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser de gestelde afvalligheid in een vorige asielprocedure naar voren had kunnen en moeten inbrengen. Dat hij dit niet heeft gedaan, doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de door eiser afgelegde verklaringen. Verweerder heeft eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij niet eerder heeft verklaard dat hij geen vertrouwen had in het werk van de tolken in voorgaande procedures. De gehoorambtenaar heeft telkens aangegeven dat eiser in vrijheid kan spreken en dat alles wat wordt besproken vertrouwelijk wordt behandeld. Dat eiser niet eerder heeft verklaard dat hij de tolken tijdens de gehoren niet vertrouwde, komt daarom voor zijn rekening en risico. Dit geldt temeer nu eiser – al dan niet met behulp van zijn gemachtigde – een klacht had kunnen indienen of had kunnen verzoeken om een andere tolk. Dit heeft eiser op geen enkel moment gedaan. Daarnaast heeft eiser zelf aan het einde van ieder gehoor verklaard dat hij tevreden was over de manier waarop het gesprek is verlopen en dat hij op dat punt geen op- of aanmerkingen had.
8. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van een diepgewortelde overtuiging bij eiser om zich af te wenden van de islam. Hier heeft verweerder terecht bij betrokken dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn afwending van de islam. Eiser heeft verklaard dat hij in 2011 afscheid had genomen van de islam, terwijl eiser later heeft verklaard dat hij in 2012 zijn rug had gekeerd naar de islam. [1] Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij zich op zijn 15e begon af te zetten tegen het geloof. [2] De stelling van eiser ter zitting dat de gebezigde terminologie verwarrend is en de begrippen niet praktiseren, niet geloven, afvalligheid en bekering (tot het atheïsme) vaak samenvallen, laat onverlet dat eiser tijdens zijn gehoren helder, maar tegenstrijdig, heeft verklaard.
9. Voor het overige heeft verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet waarom eiser niet wordt gevolgd in zijn relaas. Zo werpt verweerder tegen dat eiser met zijn verklaringen geen inzicht heeft verschaft in een individualiseerbaar proces dat heeft geleid tot zijn afvalligheid. Daarnaast heeft eiser vaag verklaard over de aanleiding voor zijn afvalligheid en welke betekenis wetenschap daarbij heeft voor eiser. Dit heeft eiser niet betwist in de gronden van beroep.
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de door eiser gestelde afvalligheid niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarom is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid vanmr. N.H. de Zeeuw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie p. 5 en 6 aanvullend gehoor.
2.p. 14 aanvullend gehoor