In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Iraakse nationaliteit, zijn zesde asielaanvraag indiende. Eiser heeft in zijn aanvraag gesteld dat hij afvallig is van de islam en nooit in God of de islam heeft geloofd. Hij heeft echter eerder geen melding gemaakt van zijn afvalligheid in voorgaande aanvragen, wat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongeloofwaardig werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om zijn motieven en het proces van afstand nemen van de islam te concretiseren, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht was, omdat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn afvalligheid en zijn verklaringen tegenstrijdig waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.