ECLI:NL:RBDHA:2021:2336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
nl20.16495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Sahrawi-vluchteling uit Marokko wegens gebrek aan bewijs van identiteit en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, afkomstig uit het door Marokko bestuurde deel van de Westelijke Sahara, zijn asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij tot het Sahrawi-volk behoort en dat Marokko voor hem geen veilig land van herkomst is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn identiteit en herkomst te onderbouwen. Eiser had verklaard dat hij Sahrawi is en dat hij gediscrimineerd wordt in Marokko, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen ongeloofwaardig waren, vooral gezien het feit dat hij eerder de Marokkaanse nationaliteit had opgegeven en geen documenten kon overleggen die zijn claims ondersteunden.

Tijdens de zitting op 28 januari 2021 in Breda, waar partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden, heeft de rechtbank de argumenten van eiser en verweerder gehoord. Eiser voerde aan dat zijn moeder een Marokkaans paspoort heeft en dat dit niet uitsluit dat hij Sahrawi is. De rechtbank volgde deze redenering niet en concludeerde dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom de herkomst en nationaliteit van eiser ongeloofwaardig waren. De rechtbank oordeelde verder dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Marokko een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.16495

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 3 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.16496, plaatsgevonden op 28 januari 2021 in Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij afkomstig is uit het door Marokko bestuurde deel van de Westelijke Sahara en dat hij tot het Sahrawi-volk behoort. Marokko is voor eiser geen veilig land voor herkomst, omdat de Sahrawi gediscrimineerd worden.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Nationaliteit, identiteit en herkomst;
  • Problemen vanwege de oorlog in de Westelijke Sahara.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot de Sahrawi behoort. Eiser heeft in eerste instantie verklaard de Marokkaanse nationaliteit te bezitten en het is daarom aan eiser om het tegendeel aannemelijk te maken. Hierin is eiser naar het oordeel van verweerder niet geslaagd. Omdat de nationaliteit niet geloofwaardig wordt geacht, gelooft verweerder de verklaringen over de gestelde problemen vanwege de oorlog in de Westelijke Sahara evenmin. Tot slot stelt verweerder dat Marokko kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst.
4. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt in het navolgende ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Niet in geschil is dat Marokko in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Hieruit volgt dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Marokko geen internationale bescherming nodig hebben. Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat Marokko in zijn geval geen veilig land is. Hierin is eiser niet geslaagd.
6. In beroep voert eiser aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn identiteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Het feit dat zijn moeder in het bezit is van een Marokkaans paspoort, betekent niet dat daarmee is uitgesloten dat eiser Sahrawi is. Daarbij dient verweerder rekening te houden met de omstandigheid dat de moeder van eiser in een door Marokko geannexeerde stad, Al-Ajoen, verblijft. De rechtbank volgt deze stelling niet. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat de gestelde herkomst en nationaliteit van eiser ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft twee asielaanvragen in Nederland ingediend. Zowel bij de eerste aanvraag, die heeft geleid tot het niet in behandeling nemen ervan op grond van de Dublinverordening, als bij de tweede aanvraag, die heeft geleid tot het bestreden besluit, heeft hij de Marokkaanse nationaliteit opgegeven. Verder is tijdens de Dublinprocedure gebleken dat eiser in het Verenigd Koninkrijk met de Marokkaanse nationaliteit is geregistreerd. Eiser heeft ook geen documenten overgelegd om de volgens hem juiste nationaliteit en herkomst aan te tonen, terwijl hij heeft verklaard dat hij wel in het bezit is geweest van identificerende documenten. Eiser heeft verklaard dat deze documenten bij zijn moeder liggen. [1] Verweerder mag van eiser verwachten dat hij pogingen onderneemt om in het bezit te komen van deze documenten. Dat eiser dergelijke pogingen niet heeft ondernomen, komt voor rekening en risico van eiser.
7. Nu verweerder eisers verklaringen over zijn nationaliteit en herkomst niet ten onrechte ongeloofwaardig acht, worden eisers verklaringen over zijn problemen vanwege de oorlog in de Westelijke Sahara eveneens niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
8. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn stelling dat hij vreest gedetineerd te worden vanwege zijn activisme. Het is aan eiser om zijn asielrelaas tijdens het gehoor zo volledig mogelijk naar voren te brengen. De gestelde vrees voor detentie vanwege zijn activisme heeft eiser eerst in beroep aangevoerd. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij niet eerder activistisch is geweest, maar dat hij bij terugkeer zelf of in militaire dienst actie zal ondernemen om de Westelijke Sahara te beschermen. Hierdoor valt niet uit te sluiten dat hij in de negatieve belangstelling van de Marokkaanse autoriteiten zal komen te staan. Eiser heeft deze stelling in het geheel niet onderbouwd. Het relaas van eiser kan daarom ook niet tot de conclusie leiden dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een aannemelijk risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 4 van het Handvest [3] .
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor hem niet veilig is. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid vanmr. N.H. de Zeeuw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Pagina 14 van het rapport gehoor veilig land van herkomst.
2.Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.