ECLI:NL:RBDHA:2021:2337
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Finland en structurele tekortkomingen in de asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 19 november 2020, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen omdat Finland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De eiser betwistte dit en voerde aan dat Finland structurele tekortkomingen vertoont in de asielprocedure, wat zou betekenen dat zijn rechten als asielzoeker niet gewaarborgd zijn.
Tijdens de zitting op 4 februari 2021 in Breda, waar de zaak samen met een andere werd behandeld, heeft de rechtbank overwogen dat Finland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat er sprake was van structurele tekortkomingen in de Finse asielprocedure. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser is om aannemelijk te maken dat de Finse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen.
De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat zijn terugkeer naar Finland zou leiden tot een schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of andere verdragsverplichtingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.