ECLI:NL:RBDHA:2021:2346
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag faciliterend visum op grond van de Verblijfsrichtlijn met betrekking tot termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een naturalisatiezaak waarbij eiseres, een Marokkaanse nationaliteit, een aanvraag voor een faciliterend visum had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken op basis van twee gronden: (1) bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd en (2) niet voldoen aan de eis van vijf jaar aaneengesloten toelating en verblijf. Eiseres heeft in beroep alleen de tweede grond betwist. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiseres op 3 december 2019 was ingediend, maar dat het beroepschrift pas op 1 juli 2020 was ontvangen, wat buiten de wettelijke termijn viel. Eiseres voerde aan dat de vertraging in de postbezorging door de coronapandemie de oorzaak was van de termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar stelling te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de noodzaak voor eiseres om haar stellingen met voldoende bewijs te onderbouwen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.