2.2.Verweerder acht de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit en de verklaringen over de discriminatie vanwege zijn Oezbeekse etniciteit geloofwaardig. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser oproepbaar is voor de militaire dienstplicht, dat hij is opgeroepen en dat hij een dienstweigeraar is. Verweerder ziet echter geen aanleiding eiser aan te merken als een vluchteling als bedoeld in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag). Volgens verweerder is de discriminatie vanwege de Oezbeekse etnische achtergrond onvoldoende zwaarwegend voor de conclusie dat eiser in het land van herkomst gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin heeft eiser aangetoond dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3. Eiser heeft op de zitting aangevoerd dat de situaties waarin hij en zijn gezinsleden gediscrimineerd werden niet afzonderlijk maar in onderlinge samenhang hadden moeten worden beoordeeld. Dat betekent volgens eiser dat verweerder de discriminatie die de andere gezinsleden hebben ondervonden moet betrekken bij de discriminatie waar eiser mee te maken had. Eiser zelf werd vanwege zijn etniciteit geweigerd bij het afleggen van een schoolexamen, enkele keren mishandeld en beperkt in zijn dagelijkse bezigheden. Voor de vader van eiser geldt dat hij voor hetzelfde werk minder salaris kreeg dan zijn Slavische collega’s en dat hem vanwege zijn achternaam de toegang tot de tandarts werd ontzegd. Voor de moeder van eiser geldt dat haar toegang tot de zorg werd beperkt. Zij heeft zich genoodzaakt gevoeld om het ziekenhuis te verlaten toen zij hoorde dat bij een bezoek aan de gynaecoloog de medische instrumenten vanwege haar uiterlijk en niet-Russische naam niet ontsmet of vervangen zouden worden. Ook heeft zij geen werk kunnen vinden dat past bij haar opleiding tot psycholoog/pedagoog. Ten aanzien van de broers van eiser geldt dat zij vanwege hun etniciteit ook problemen hebben ondervonden. Zij werden gediscrimineerd bij het zoeken naar zelfstandige woonruimte en bij de selectie voor een volleybalteam. Voornoemde situaties in onderlinge samenhang bezien, maken het maatschappelijk en sociaal functioneren voor eiser onmogelijk. Verweerder had dan ook moeten concluderen dat de discriminatie voldoende zwaarwegend is om voor het vluchtelingschap in aanmerking te komen.
4. Uit het geloofwaardig geachte asielrelaas volgt onmiskenbaar dat eiser en zijn gezinsleden vanwege hun Oezbeekse etniciteit in Rusland belemmeringen hebben ondervonden bij de toegang tot zorg, onderwijs, de arbeids- en woningmarkt. Hoewel de rechtbank onderkent dat het voor eiser en zijn gezinsleden bijzonder naar moet zijn geweest om dergelijke belemmeringen in hun bestaansmogelijkheden te ervaren, is het enkel ervaren van belemmeringen onvoldoende om aangemerkt te worden als verdragsvluchteling. Anders zouden individuen behorend tot minderheidsgroepen in Nederland op grond van de alhier ervaren discriminatie ook in aanmerking kunnen komen voor verdragsvluchtelingschap. De lat om op grond van discriminatie aan te worden gemerkt als verdragsvluchteling ligt dan ook veel hoger. Het moet gaan om dusdanig ernstige belemmeringen in de bestaansmogelijkheden dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren.
5. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiser ondervonden discriminatie geen dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor hem onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren.
Verweerder heeft daarvoor van belang mogen achten dat eiser studeerde en dus toegang tot onderwijs. Daarnaast woonde eiser via een vriend in een studentenwoning en heeft gewerkt, waardoor eiser (zij het deels indirect) ook toegang had tot de woning- en arbeidsmarkt. Ook heeft verweerder in aanmerking genomen dat disciplinaire maatraatregelen zijn getroffen tegen de discriminerende docent die niet toeliet dat eiser een examen zou afleggen. De docent is namelijk ontslagen. Daarna heeft eiser alsnog het examen afgelegd en is hij verder gegaan met studeren. Eiser heeft in beroep nog aangevoerd dat geen garantie bestaat dat hij in de toekomst niet gediscrimineerd zal worden. Wat hier ook van zij, deze toekomstige onzekere gebeurtenis maakt niet dat in onderhavige procedure verweerder over had moeten gaan tot het verlenen van een asielvergunning. Daarbij geldt ook dat, zoals onder 4. is overwogen, enkel discriminatie niet voldoende is om aangemerkt te worden als verdragsvluchteling. Ten aanzien van eisers gezinsleden onderkent de rechtbank dat het voor eiser moeilijk moet zijn dat zij ook worden gediscrimineerd. Echter maakt dit niet dat eiser daardoor, al dan niet in samenhang beoordeeld, als verdragsvluchteling moet worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van eiser geen gegronde vrees bestaat voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij weigert de dienstplicht te vervullen. Zijn oudste broer heeft in het leger gezeten en is daar gediscrimineerd. Eiser vreest dat hij uitgezonden zal worden naar conflictgebieden zoals de Oekraïne waar bij gevechten doden vallen. Bij een terugkeer naar Rusland zal eiser bestraft worden met een geldboete of gevangenisstraf van twee jaar vanwege dienstweigering. Volgens eiser biedt de Technische Universiteit van Rostov aan de Don geen speciaal programma aan dat als alternatief voor de militaire dienstplicht kan gelden. Gelet hierop had eiser in aanmerking moeten komen voor een asielvergunning.
7. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de dienstplicht daadwerkelijk zal moeten vervullen. Verweerder heeft in dit kader terecht gewezen op de mogelijkheden in Rusland om onder de dienstplicht uit te komen. Van eiser mag verwacht worden dat, voordat hij in aanmerking komt voor het vluchtelingschap, hij redelijke mogelijkheden om aan de militaire dienstplicht te ontkomen uitput. Verweerder heeft dan ook mogen wijzen op de optie tot het deelnemen aan het speciale programma dat is geïntroduceerd op universiteiten of verhuizen naar een ander deel van Rusland. Als zijn universiteit het speciale programma niet aanbiedt, mag van eiser worden verwacht dat hij zijn heil zoekt bij een universiteit waar dat programma wel wordt aangeboden. Eisers standpunt dat het speciale programma dat universiteiten aanbieden slechts op papier een mogelijkheid is om onder de dienstplicht uit te komen, maar dat dit in de praktijk niet wordt aangeboden, is op de zitting voor het eerst ingenomen. Voor zover dit standpunt gelet op de goede procesorde al betrokken kan worden bij de beoordeling, is deze stelling niet in lijn met het algemeen ambtsbericht.Bovendien geldt dat ook al zou eiser bij een terugkeer naar Rusland bestraft worden voor dienstweigering, dat een relatief lage boete wordt opgelegd en dat slechts een klein aantal dienstweigeraars daadwerkelijk strafrechtelijk wordt vervolgd.Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat juist hij vanwege de dienstweigering door de Russische autoriteiten onevenredig zal worden vervolgd of bestraft. Eisers beroepsgrond slaagt dus niet.
8. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Rusland dusdanig gevaar loopt dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM. Eiser vindt de motivering op dit punt in het bestreden besluit onvoldoende omdat volgens hem niet is ingegaan op de in het Ambtsbericht aangehaalde passages, een publicatie op de nieuwssite Caravanserai van 12 maart 2018 en een publicatie op de website van Voice of America van Pete Cobus. Verweerder had dit niet onbesproken mogen laten.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende is ingegaan op de aangehaalde bronnen. Op pagina 3 van het bestreden besluit wordt namelijk verwezen naar de overweging hierover in de afwijzing van zijn vader. Op pagina 3 van laatstgenoemde afwijzing staat het volgende: “
Ten eerste wordt opgemerkt dat reeds geloofwaardig is geacht dat personen met een andere etnische afkomst in Rusland het risico lopen om gediscrimineerd te worden. De inhoud van de bronnen wordt daarom ook gevolgd. Betrokkene dient echter aannemelijk te maken dat de discriminatie waar hij mee te maken heeft gehad van dusdanige intensiteit en ernst is dat dit leidt tot ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 EVRM. Zoals in het voornemen is gemotiveerd, is hier in het geval van betrokkene geen sprake van. De ingediende bronnen werpen geen ander licht op de individuele situatie van betrokkene, waardoor evenmin geconcludeerd kan worden dat betrokkene bij terugkeer naar Rusland een reëel risico loopt op ernstige schade.” Het is duidelijk dat eiser het niet eens is met deze uitkomst, hij heeft echter onvoldoende toegelicht waarom deze motivering niet deugt. Eisers beroepsgrond in dit kader slaagt dus niet.
10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.