ECLI:NL:RBDHA:2021:2495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 januari 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
NL20.19140
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Chinese nationaliteit en risico op ernstige schade bij terugkeer naar China

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Chinese nationaliteit. De eiser had zijn asielaanvraag ingediend omdat hij vreesde voor ernstige schade bij terugkeer naar China, onder andere vanwege zijn betrokkenheid bij anticommunistische activiteiten en zijn onttrekking aan zijn reisgezelschap tijdens een eerdere reis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, maar de rechtbank oordeelde dat deze afwijzing niet voldoende was gemotiveerd. De rechtbank stelde vast dat de eiser geloofwaardige elementen had aangedragen die wijzen op een reëel risico op vervolging bij terugkeer naar China. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van de eiser op € 1.068 vaststelde. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om de combinatie van omstandigheden van de eiser in samenhang te bekijken en adequaat te motiveren waarom er geen risico zou zijn op ernstige schade bij terugkeer.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19140

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

ProcesverloopBij besluit van 27 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2020 in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen X. Chu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Chinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij niet terug kan keren naar China omdat hij vreest voor een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef onder b van de Vw [1] . Eiser stelt dat hij in de negatieve belangstelling staat van China omdat hij zich, bij zijn terugreis op 20 september 2020 vanuit Tanzania naar China, heeft onttrokken aan zijn reisgezelschap en asiel heeft aangevraagd in Nederland. Eiser stelt verder een tegenstander te zijn van de communistische partij en dit actief uit te dragen via sociale media. Ook doneert eiser geld aan anticommunistische organisaties als Himalaya Boerderij en Rule of Law Foundation.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst.
  • Ondersteuning van organisaties die tegen de communistische partij zijn.
4. Verweerder acht deze elementen geloofwaardig. Verweerder stelt dat er geen gegronde vrees is voor vervolging of reëel risico op ernstige schade in China omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de Chinese autoriteiten staat bij terugkeer naar China. De wijze van deelname van eiser aan de organisaties, zijn rol hierin en de wijze waarop eiser uiting heeft gegeven aan zijn steun/overtuiging via donaties en sociale media is niet voldoende zwaarwegend om te spreken van gegronde vrees voor vervolging of reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef onder a en b van de Vw.
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit het bestreden besluit volgt dat bij eiser geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging en van eiser verwacht mag worden dat - voor zover hij al in de negatieve belangstelling zou staan van China - zich terughoudend opstelt.
5. Eiser is het hier niet mee eens en stelt dat hij door de onttrekking tijdens zijn terugreis uit Tanzania in de negatieve belangstelling van China is komen te staan. Hierdoor zal eiser worden onderworpen aan een intensief onderzoek en zal China op de hoogte raken van zijn anticommunistische houding. Van hem kan niet verlangd worden zich terughoudend op te stellen, nu er sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Daarnaast heeft eiser gesteld deel uit te maken van de beweging Falun Gong en in de afgelopen periode te hebben deelgenomen aan demonstraties voor de Chinese ambassade in Den Haag.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Termijnen AA-procedure [2]
6. Ambtshalve dient onderzocht te worden of de juiste termijnen in acht zijn genomen in deze procedure. Voor de AA-procedure geldt een termijn van acht dagen [3] . Deze termijn gaat lopen bij het eerste gehoor en eindigt bij de beschikking. Het eerste gehoor van eiser heeft op 9 oktober 2020 plaatsgevonden en de beschikking is van 27 oktober 2020. Als de weekenden die hierin vallen niet worden meegerekend [4] , is niet binnen acht dagen beslist maar binnen twaalf dagen. Het tweede lid van artikel 3.110 van het Vb biedt de mogelijkheid voor verweerder om de termijn van acht dagen te verlengen. In het dossier zit geen stuk of mededeling dat dit het geval is. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld, dat haar een extra termijn van veertien dagen is gegund voor het indienen van de zienswijze. Verweerder heeft haar meegedeeld dat de AA-procedure met deze termijn wordt verlengd. Ter zitting heeft verweerder deze lezing niet weersproken.
Dit leidt tot het oordeel dat de AA-procedure conform het bepaalde in artikel 3.110, tweede lid, van het Vb met veertien dagen is verlengd en dat op de asielaanvraag binnen de voor de AA-procedure geldende termijnen is beslist.
Geloofwaardigheid asielrelaas
7. Beoordeeld dient te worden of eiser bij terugkeer naar China in de negatieve belangstelling van de Chinese autoriteiten zal komen te staan door zijn gedrag. In het meest recente algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over China [5] is over terugkerende asielzoekers opgemerkt dat hier niet veel over bekend is, maar dat een aantal groepen bij terugkeer een verhoogd risico loopt om door de Chinese autoriteiten te worden onderworpen aan ondervraging, detentie, marteling en/of een oneerlijk proces. In het ambtsbericht uit 2018 [6] wordt hierover opgemerkt dat het veelal zal afhangen van het profiel van de terugkeerder en per geval zou kunnen verschillen. Personen die in het buitenland verblijven en door de autoriteiten in de gaten worden gehouden zullen bij terugkeer naar China in de verhoogde belangstelling staan van de Chinese overheid. Dit zijn onder meer Oeigoeren, Tibetanen en Falun-Gongbeoefenaars.
Falun Gong
8. Eiser heeft in beroep gesteld een Falun-Gongbeoefenaar te zijn. Eiser heeft dit niet eerder in zijn gehoren naar voren gebracht, omdat hij hiervoor angstig was. Verweerder heeft deze stelling terecht ongeloofwaardig gevonden. Dat angst eiser ervan weerhouden zou hebben eerder over de Falun Gong te verklaren, is tegenstrijdig met zijn uitgebreide verklaring in de gehoren over zijn politieke activiteiten, die ook een reden kunnen zijn om niet terug te kunnen keren naar China. Eiser heeft nagelaten hiervoor een aannemelijke verklaring voor te geven.
Onttrekking vanuit Tanzania, sociale media, demonstraties
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder het asielrelaas van eiser dat betrekking heeft op zijn onttrekking aan zijn reisgezelschap vanuit Tanzania en het door het reisgezelschap in de gaten houden van eiser geloofwaardig heeft geacht. De activiteiten van eiser op sociale media, alsmede zijn deelname aan anticommunistische organisaties heeft verweerder eveneens geloofwaardig geacht. Ten slotte heeft verweerder ook geloofwaardig geacht dat eiser heeft deelgenomen aan demonstraties tegen de communistische partij voor de Chinese ambassade in Den Haag.
Verweerder heeft deze elementen geloofwaardig geacht, maar komt tot de conclusie dat deze elementen op zichzelf niet leiden tot een reëel risico op ernstige schade bij eiser bij terugkeer naar China. Deze elementen dienen echter in samenhang bekeken te worden. Uit het ambtsbericht over China van 19 februari 2018 volgt dat kritiek op de overheid niet wordt geduld en China in binnen- en buitenland op grote schaal gebruik maakt van monitoring van mogelijke critici. [7] In het licht daarvan valt niet zonder meer uit te sluiten, dat eiser niet in de negatieve belangstelling is komen te staan van China door zijn gedrag.
Eiser is door zijn onttrekking vanuit Tanzania aan zijn reisgezelschap en door als enige niet terug te keren naar China, opgevallen als individu. Dit in combinatie met de anticommunistische sympathieën van eiser - die hij ook uitdraagt via donaties en deelname aan anticommunistische organisaties en via mededelingen op sociale media - en zijn recente demonstraties voor de Chinese ambassade in Den Haag, maakt dat eiser verder kan zijn opgevallen bij de Chinese autoriteiten. Uit de jurisprudentie van de Afdeling [8] met betrekking tot demonstrerende Oeigoeren voor de Chinese ambassade blijkt dat de Chinese autoriteiten activisten in het buitenland in de gaten houden. Of dit ook het geval is bij eiser kan vooralsnog niet worden uitgesloten.
Kijkend naar het ambtsbericht over China dat vermeldt dat een persoon bij terugkeer afhankelijk van zijn profiel in de negatieve belangstelling kan komen te staan, is het aan verweerder om te motiveren waarom de combinatie van omstandigheden, in onderling samenhang bekeken, onvoldoende is om te vrezen dat eiser bij terugkeer naar China niet in de negatieve belangstelling zal staan van de Chinese autoriteiten. Dit heeft verweerder onvoldoende gedaan.
Fundamentele politieke overtuiging
10. Verweerder heeft eerst ter zitting het standpunt ingenomen dat geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging bij eiser, waardoor van eiser bij terugkeer naar China terughoudendheid in zijn politieke overtuiging verwacht mag worden. Dit is een niet eerder ingenomen standpunt van verweerder, dat niet volgt uit het voornemen en het bestreden besluit.
Conclusie
11. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen reëel risico is voor eiser op ernstige schade bij terugkeer naar China. De aanvraag is ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de behandeling ter zitting, met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze
uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068 (duizendachtenzestig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Zohrabian, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene asielprocedure.
3.Artikel 3.110, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 3.110, derde lid, van het Vb.
5.Algemeen ambtsbericht China, juli 2020, pagina 90.
6.Algemeen ambtsbericht China, 19 februari 2018, pagina 66.
7.Algemeen ambtsbericht China, 19 februari 2018, pagina’s 29, 31, 32, 36, 50, 66.
8.Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 24 december 2012, ECLI:NL:RVS:2020:4764.