Overwegingen
1. Eiser stelt van Chinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij niet terug kan keren naar China omdat hij vreest voor een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef onder b van de Vw. Eiser stelt dat hij in de negatieve belangstelling staat van China omdat hij zich, bij zijn terugreis op 20 september 2020 vanuit Tanzania naar China, heeft onttrokken aan zijn reisgezelschap en asiel heeft aangevraagd in Nederland. Eiser stelt verder een tegenstander te zijn van de communistische partij en dit actief uit te dragen via sociale media. Ook doneert eiser geld aan anticommunistische organisaties als Himalaya Boerderij en Rule of Law Foundation.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst.
- Ondersteuning van organisaties die tegen de communistische partij zijn.
4. Verweerder acht deze elementen geloofwaardig. Verweerder stelt dat er geen gegronde vrees is voor vervolging of reëel risico op ernstige schade in China omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de Chinese autoriteiten staat bij terugkeer naar China. De wijze van deelname van eiser aan de organisaties, zijn rol hierin en de wijze waarop eiser uiting heeft gegeven aan zijn steun/overtuiging via donaties en sociale media is niet voldoende zwaarwegend om te spreken van gegronde vrees voor vervolging of reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef onder a en b van de Vw.
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit het bestreden besluit volgt dat bij eiser geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging en van eiser verwacht mag worden dat - voor zover hij al in de negatieve belangstelling zou staan van China - zich terughoudend opstelt.
5. Eiser is het hier niet mee eens en stelt dat hij door de onttrekking tijdens zijn terugreis uit Tanzania in de negatieve belangstelling van China is komen te staan. Hierdoor zal eiser worden onderworpen aan een intensief onderzoek en zal China op de hoogte raken van zijn anticommunistische houding. Van hem kan niet verlangd worden zich terughoudend op te stellen, nu er sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Daarnaast heeft eiser gesteld deel uit te maken van de beweging Falun Gong en in de afgelopen periode te hebben deelgenomen aan demonstraties voor de Chinese ambassade in Den Haag.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Ambtshalve dient onderzocht te worden of de juiste termijnen in acht zijn genomen in deze procedure. Voor de AA-procedure geldt een termijn van acht dagen. Deze termijn gaat lopen bij het eerste gehoor en eindigt bij de beschikking. Het eerste gehoor van eiser heeft op 9 oktober 2020 plaatsgevonden en de beschikking is van 27 oktober 2020. Als de weekenden die hierin vallen niet worden meegerekend, is niet binnen acht dagen beslist maar binnen twaalf dagen. Het tweede lid van artikel 3.110 van het Vb biedt de mogelijkheid voor verweerder om de termijn van acht dagen te verlengen. In het dossier zit geen stuk of mededeling dat dit het geval is. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld, dat haar een extra termijn van veertien dagen is gegund voor het indienen van de zienswijze. Verweerder heeft haar meegedeeld dat de AA-procedure met deze termijn wordt verlengd. Ter zitting heeft verweerder deze lezing niet weersproken.
Dit leidt tot het oordeel dat de AA-procedure conform het bepaalde in artikel 3.110, tweede lid, van het Vb met veertien dagen is verlengd en dat op de asielaanvraag binnen de voor de AA-procedure geldende termijnen is beslist.
Geloofwaardigheid asielrelaas
7. Beoordeeld dient te worden of eiser bij terugkeer naar China in de negatieve belangstelling van de Chinese autoriteiten zal komen te staan door zijn gedrag. In het meest recente algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Chinais over terugkerende asielzoekers opgemerkt dat hier niet veel over bekend is, maar dat een aantal groepen bij terugkeer een verhoogd risico loopt om door de Chinese autoriteiten te worden onderworpen aan ondervraging, detentie, marteling en/of een oneerlijk proces. In het ambtsbericht uit 2018wordt hierover opgemerkt dat het veelal zal afhangen van het profiel van de terugkeerder en per geval zou kunnen verschillen. Personen die in het buitenland verblijven en door de autoriteiten in de gaten worden gehouden zullen bij terugkeer naar China in de verhoogde belangstelling staan van de Chinese overheid. Dit zijn onder meer Oeigoeren, Tibetanen en Falun-Gongbeoefenaars.
8. Eiser heeft in beroep gesteld een Falun-Gongbeoefenaar te zijn. Eiser heeft dit niet eerder in zijn gehoren naar voren gebracht, omdat hij hiervoor angstig was. Verweerder heeft deze stelling terecht ongeloofwaardig gevonden. Dat angst eiser ervan weerhouden zou hebben eerder over de Falun Gong te verklaren, is tegenstrijdig met zijn uitgebreide verklaring in de gehoren over zijn politieke activiteiten, die ook een reden kunnen zijn om niet terug te kunnen keren naar China. Eiser heeft nagelaten hiervoor een aannemelijke verklaring voor te geven.
Onttrekking vanuit Tanzania, sociale media, demonstraties
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder het asielrelaas van eiser dat betrekking heeft op zijn onttrekking aan zijn reisgezelschap vanuit Tanzania en het door het reisgezelschap in de gaten houden van eiser geloofwaardig heeft geacht. De activiteiten van eiser op sociale media, alsmede zijn deelname aan anticommunistische organisaties heeft verweerder eveneens geloofwaardig geacht. Ten slotte heeft verweerder ook geloofwaardig geacht dat eiser heeft deelgenomen aan demonstraties tegen de communistische partij voor de Chinese ambassade in Den Haag.
Verweerder heeft deze elementen geloofwaardig geacht, maar komt tot de conclusie dat deze elementen op zichzelf niet leiden tot een reëel risico op ernstige schade bij eiser bij terugkeer naar China. Deze elementen dienen echter in samenhang bekeken te worden. Uit het ambtsbericht over China van 19 februari 2018 volgt dat kritiek op de overheid niet wordt geduld en China in binnen- en buitenland op grote schaal gebruik maakt van monitoring van mogelijke critici.In het licht daarvan valt niet zonder meer uit te sluiten, dat eiser niet in de negatieve belangstelling is komen te staan van China door zijn gedrag.
Eiser is door zijn onttrekking vanuit Tanzania aan zijn reisgezelschap en door als enige niet terug te keren naar China, opgevallen als individu. Dit in combinatie met de anticommunistische sympathieën van eiser - die hij ook uitdraagt via donaties en deelname aan anticommunistische organisaties en via mededelingen op sociale media - en zijn recente demonstraties voor de Chinese ambassade in Den Haag, maakt dat eiser verder kan zijn opgevallen bij de Chinese autoriteiten. Uit de jurisprudentie van de Afdelingmet betrekking tot demonstrerende Oeigoeren voor de Chinese ambassade blijkt dat de Chinese autoriteiten activisten in het buitenland in de gaten houden. Of dit ook het geval is bij eiser kan vooralsnog niet worden uitgesloten.
Kijkend naar het ambtsbericht over China dat vermeldt dat een persoon bij terugkeer afhankelijk van zijn profiel in de negatieve belangstelling kan komen te staan, is het aan verweerder om te motiveren waarom de combinatie van omstandigheden, in onderling samenhang bekeken, onvoldoende is om te vrezen dat eiser bij terugkeer naar China niet in de negatieve belangstelling zal staan van de Chinese autoriteiten. Dit heeft verweerder onvoldoende gedaan.
Fundamentele politieke overtuiging
10. Verweerder heeft eerst ter zitting het standpunt ingenomen dat geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging bij eiser, waardoor van eiser bij terugkeer naar China terughoudendheid in zijn politieke overtuiging verwacht mag worden. Dit is een niet eerder ingenomen standpunt van verweerder, dat niet volgt uit het voornemen en het bestreden besluit.
11. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen reëel risico is voor eiser op ernstige schade bij terugkeer naar China. De aanvraag is ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de behandeling ter zitting, met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).