ECLI:NL:RBDHA:2021:2499

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
NL21.83
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, afkomstig uit Algerije, zijn asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op 29 december 2020, met het argument dat deze kennelijk ongegrond was. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen tijdens de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, samen met een andere zaak, en heeft onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat Algerije in het algemeen kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. De eiser betwistte echter of dit ook voor hem persoonlijk geldt. Hij voerde aan dat hij in slechte sociaal-economische omstandigheden leefde en dat hij benaderd werd om drugs te verkopen, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden geen asielrechtelijke relevantie hebben. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet had aangetoond dat hij bedreigd of mishandeld werd en dat er geen feitelijke basis was voor zijn claim dat hij geen bescherming van de autoriteiten kon krijgen.

De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Algerije voor hem geen veilig land van herkomst is. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er werd een rechtsmiddel vermeld tegen de uitspraak, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.83
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. K.P.E. van Tulden),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 29 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.84, plaatsgevonden te Breda op 4 maart 2021. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Algerije in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Wel in geschil is of Algerije voor eiser veilig is.
2. Verweerder vindt dat eisers asielrelaas geen raakvlakken heeft met het Vluchtelingenverdrag of met artikel 3 van het EVRM. [1] Eiser bestrijdt dat.
3. Eiser heeft verklaard dat hij bij zijn oma woonde en dat sprake was van slechte sociaal-economische omstandigheden. Verder heeft eiser verteld dat hij regelmatig in zijn wijk werd benaderd om drugs te verkopen. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat deze omstandigheden geen asielrechtelijke relevantie hebben. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat eiser niet heeft verklaard dat hij werd bedreigd of werd mishandeld door de personen die hem benaderden voor drugsverkoop.
4. Ook de beroepsgrond dat eiser geen bescherming van de autoriteiten kan krijgen, kan niet slagen. Anders dan eiser heeft gesteld is het geen feit van algemene bekendheid dat de Algerijnse autoriteiten geen bescherming kunnen bieden aan burgers, zoals eiser, die in sloppenwijken wonen. Voor deze stelling is onderbouwing nodig, en die ontbreekt. Bovendien mocht verweerder ervan uitgaan, gelet op de aanwijzing van Algerije als veilig land van herkomst, dat de Algerijnse overheid bescherming kan bieden aan zijn burgers als zij daarom vragen.
5. De slotsom is dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Algerije voor hem geen veilig land van herkomst is. Het beroep is ongegrond.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2021 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Zohrabian, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.