ECLI:NL:RBDHA:2021:2643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
SGR 20/4962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaarschrift en ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door eiser is ingediend tegen een opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer. Eiser, die zich onverantwoord in het verkeer zou hebben gedragen, heeft op 12 mei 2020 een besluit ontvangen van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is door verweerder op 20 juli 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. Eiser heeft zijn bezwaarschrift op 28 juni 2020 per e-mail verzonden, terwijl de termijn voor het indienen van bezwaar op 23 juni 2020 was geëindigd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser geen goede reden heeft gegeven voor de termijnoverschrijding. Eiser heeft tijdens een telefoongesprek met verweerder op 5 juni 2020 gesteld dat hij eerder een bezwaarschrift per post had verzonden, maar de rechtbank oordeelt dat deze stelling niet voldoende is om aan te nemen dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft bepaald dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp en is openbaar uitgesproken op 17 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4962

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer opgelegd.
Bij besluit van 20 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft aan eiser een zogeheten Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer opgelegd. Eiser zou zich onverantwoord in het verkeer hebben gedragen.
2. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar te laat is en eiser hiervoor geen goede reden heeft gegeven.
3. In deze zaak gaat het om de vraag of verweerder het bezwaar van eiser terecht
niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Wat zijn de regels?
4. De relevante regels over de ontvankelijkheid van een bezwaar staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
5. Eiser is het niet eens met de opgelegde educatieve maatregel. Volgens hem heeft de agent die hem aanhield onwaarheden opgeschreven in het proces-verbaal. Eiser is geen gevaar op de weg.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat aan de beroepsgronden van eiser niet kan worden toegekomen. Het bezwaar is immers niet-ontvankelijk verklaard.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. Het primaire besluit is van 12 mei 2020. Verweerder heeft dit besluit op die datum aan eiser verzonden. De termijn voor het maken van bezwaar is dus op 23 juni 2020 geëindigd. Eiser heeft op 28 juni 2020 zijn bezwaarschrift per e-mail aan verweerder gestuurd. Op diezelfde dag heeft verweerder dit bezwaarschrift ontvangen. Eiser heeft dus te laat bezwaar gemaakt.
De enkele stelling van eiser tijdens het telefoongesprek met verweerder op 5 juni 2020 dat hij al eerder per post een bezwaarschrift had opgestuurd, brengt de rechtbank niet op andere gedachten. Vaststaat immers dat verweerder geen bezwaarschrift per post heeft ontvangen. Het is dan aan eiser om verzending per post aannemelijk te maken. [1] Daar is hij niet in geslaagd.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen goede reden heeft gegeven voor het te laat gemaakte bezwaar. Dit betekent dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een bespreking van de beroepsgronden van eiser.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
[…].
Artikel 6:9
1. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
[…].
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV3230.