ECLI:NL:RBDHA:2021:2643
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdige indiening van bezwaarschrift en ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door eiser is ingediend tegen een opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer. Eiser, die zich onverantwoord in het verkeer zou hebben gedragen, heeft op 12 mei 2020 een besluit ontvangen van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is door verweerder op 20 juli 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. Eiser heeft zijn bezwaarschrift op 28 juni 2020 per e-mail verzonden, terwijl de termijn voor het indienen van bezwaar op 23 juni 2020 was geëindigd.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser geen goede reden heeft gegeven voor de termijnoverschrijding. Eiser heeft tijdens een telefoongesprek met verweerder op 5 juni 2020 gesteld dat hij eerder een bezwaarschrift per post had verzonden, maar de rechtbank oordeelt dat deze stelling niet voldoende is om aan te nemen dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft bepaald dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp en is openbaar uitgesproken op 17 maart 2021.