ECLI:NL:RBDHA:2021:2648

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4716
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van de eiser. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en een deskundige benoemd, omdat het bestreden besluit in strijd was met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De eiser, die lijdt aan verschillende aandoeningen waaronder het Mal de Debarquement syndroom, fibromyalgie en ADD/ADHD, was van mening dat hij niet in staat was om te werken en dat de beëindiging van zijn uitkering onterecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van de eiser en dat de deskundige tot de conclusie kwam dat er aanvullende beperkingen waren in de fysieke omgevingseisen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat de eiser ongewijzigd minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser en het betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/4716

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C.P.R.M. Dekker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

Bij besluit van 20 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiser op grond van de Ziektewet (ZW) ontving met ingang van 21 oktober 2018 beëindigd.
Bij besluit van 26 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en een neuroloog als deskundige benoemd.
Op 2 juli 2020 heeft de deskundige een rapport uitgebracht.
Bij brieven van 23 juli 2020 en 6 augustus 2020 heeft verweerder op het rapport gereageerd.
Bij brieven van 26 juli 2020 en 13 september 2020 heeft eiser een reactie ingebracht.
Bij brief van 2 november 2020 heeft de rechtbank nadere vragen aan de deskundige gesteld.
Bij brief van 27 november 2020 heeft de deskundige een reactie ingebracht.
Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Nadat geen van partijen had aangegeven van de geboden mogelijkheid gebruik te willen maken, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser was van 1 juni 2017 tot 1 september 2017 via een uitzendbureau werkzaam als medewerker camperverhuur voor 24 uur per week. Op 14 september 2017 heeft eiser zich door dit werk ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten, waarna verweerder een ZW-uitkering aan eiser heeft toegekend.
1.2
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling zijn de beperkingen van eiser door de verzekeringsarts vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van
6 september 2018. Aan de hand van deze FML zijn door de arbeidsdeskundige diverse functies voor eiser geduid. Vervolgens heeft verweerder bij het primaire besluit vastgesteld dat eiser per 21 oktober 2018 geen recht meer heeft op ziekengeld.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Dit berust op het standpunt dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser lijdt aan Mal de Debarquement syndroom, fibromyalgie, vermoeidheid, een overbelast zenuwstelsel, ADD/ADHD klachten, problemen met de spijsvertering, dumpingsyndroom, geheugenproblemen en depressieve klachten. Het Mal de Debarquement syndroom beperkt eiser enorm omdat deze aandoening onverwacht kan verergeren door allerlei (al dan niet van buiten komende) triggers. Het gevolg is dat eiser zich de hele dag dient te beschermen tegen deze triggers en moet voorkomen dat hij in onvoorspelbare situaties terecht komt. Zodra eiser getriggerd wordt, moet hij gaan liggen en duurt het meestal een paar uur waarna eiser heftige hoofdpijn heeft. De reële kans op triggers en het feit dat eiser daardoor uitvalt en verplicht is om rust te nemen, maken dat eiser zeer beperkt is in het uitvoeren van werkzaamheden. Dit leidt ertoe dat eiser nog steeds ziek is en niet in staat is om te werken. Eiser kan met zijn klachten niet zonder urenbeperking werken. Dit blijkt tevens uit eisers relaas over zijn dagindeling, waaruit volgt dat hij veel rust nodig heeft. Verder heeft verweerder onvoldoende aandacht besteed aan eisers psychische klachten. De ADHD/ADD klachten kunnen niet worden verholpen met medicijnen omdat eiser in het verleden last heeft gehad van epilepsie. In beroep heeft eiser informatie van het Militair Revalidatie Centrum overgelegd waar hij in behandeling is voor zijn Mal de Debarquement syndroom.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Partijen zijn verdeeld over de vraag of eiser gezien zijn aandoeningen op de datum in geding, 21 oktober 2018, niet geschikt is voor het verrichten van het eigen werk. In hetgeen ter zitting naar voren is gebracht ten aanzien van eisers psychische klachten, heeft de rechtbank aanleiding gezien om neuroloog prof. dr. P. Portegies als deskundige te benoemen om eiser te onderzoeken en aan de rechtbank advies uit te brengen.
6.1
In zijn rapport van 2 juli 2020, dat onderdeel uitmaakt van het procesdossier, is de deskundige tot de conclusie gekomen dat bij eiser sprake is van Mal de Debarquement syndroom met overgevoeligheid voor prikkels, met name licht en geluid. De deskundige acht aanvullende beperkingen in de fysieke omgevingseisen aan de orde. Er is een sterke beperking voor wat betreft geluidsbelasting, maar ook in het kader van de overige beperkingen wat betreft fel licht. Voor wat betreft het Mal de Debarquement syndroom zou er geen beperking zijn als eiser in een stille omgeving met gedempt, gelijkmatig licht zou kunnen werken. De deskundige is het niet eens met het standpunt van verweerder dat eiser in staat was 8 uur per dag en 40 uur per week te werken. Er is destijds onvoldoende rekening gehouden met het Mal de Debarquement syndroom. Gezien de toen ook al aanwezige overprikkelbaarheid en de overgevoeligheid voor licht, geluid en andere prikkels, lijkt 8 uur werken op een dag en 40 uur per week ook op de datum in geding moeilijk mogelijk te zijn geweest.
6.2
In zijn rapport van 17 juli 2020 heeft de verzekeringsarts b&b vermeld dat de beperkingen voor geluid en licht zullen worden aangegeven in de FML. Middels gehoorbescherming kunnen de geluidprikkels worden gedempt. Een zonnebril zou kunnen helpen tegen fel licht. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding een urenbeperking op te nemen nu rekening wordt gehouden met de aangegeven beperkingen. Dit is in lijn met het advies van de deskundige, aldus de verzekeringsarts b&b.
6.3
Eiser stelt dat verweerder voorbij gaat aan het feit dat demping van prikkels onvoldoende is. Bij het gebruik van een headset in een callcenter is geen sprake van demping van het geluid. Eiser wordt juist meer blootgesteld aan geluidsprikkels. Bij callcenters wordt vaak gebruik gemaakt van (grote) schermen waarop de drukte wordt aangegeven via gekleurde lampen. Verder neemt een zonnebril de prikkels niet weg. Knipperende lichten blijft eiser zien. Bij de lichtprikkels gaat het overigens om kunstmatig licht en niet om daglicht. Hetzelfde geldt voor werken in een callcenter. Het is juist de flikkering van lampen waardoor eiser problemen krijgt.
6.4
Bij brief van 27 november 2020 heeft de deskundige desgevraagd gesteld dat zijn advies juist is verwerkt door de verzekeringsarts b&b.
6.5
Als uitgangspunt geldt dat de rechtbank de conclusies van de onafhankelijke, door haar ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering haar overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Nu de verzekeringsarts b&b de FML heeft aangepast overeenkomstig het advies van de deskundige, zal de rechtbank de verzekeringsarts b&b volgen in zijn medische conclusies over de belastbaarheid van eiser.
7. Naar aanleiding van de in beroep gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige b&b op 5 augustus 2020 een rapport opgesteld. De arbeidsdeskundige b&b concludeert dat eiser evenzeer geschikt is te achten voor de in zijn rapport van 21 juni 2019 geduide functies. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport voldoende gemotiveerd waarom de geduide functies passend zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat deze functies, die zijn geduid aan de hand van de beperkingen van eiser in de FML, niet geschikt voor eiser zouden zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiser.
8. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verweerder eisers ZW-uitkering terecht met ingang van 21 oktober 2018 heeft beëindigd.
9. Aangezien verweerder naar aanleiding van het rapport van de deskundige de FML in beroep heeft aangepast, is het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand gekomen. Het beroep is dan ook gegrond. Nu eiser ongewijzigd minder dan 35% arbeidsongeschikt is, ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.335,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 voor het verschijnen ter zitting en een 0,5 punt voor het geven van een schriftelijke zienswijze na het verslag van het deskundigenonderzoek, waarbij 1 punt wordt gewaardeerd op € 534,-).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.335,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.