10.3De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende is ingegaan op de volgende onderdelen van het verslag. In het onderzoeksverslag zijn meerdere foto’s opgenomen van eiser, onder andere een foto voor de school 278, waarvan eiser tijdens zijn eerste gehoor op 13 en 14 februari 2002 (pagina 4) heeft verklaard dat dit de naam is van de school waar hij lager onderwijs heeft gevolgd. De gemachtigde van eiser heeft verder de oude buurvrouw ( [naam 5] ) van eiser bezocht. De gemachtigde van eiser beschrijft dat zij heeft verklaard dat eiser samen met zijn moeder in het appartement naast haar woonde en dat zij tijdens het bezoek een fotoboek toonde waarin zich meerdere foto’s van eiser bevonden, onder andere van eiser samen met [naam 5] . Foto’s hiervan zijn toegevoegd aan het onderzoeksverslag. In dit verslag staat verder opgenomen dat de gemachtigde van eiser in Baku heeft afgesproken met [naam 4] , volgens het verslag een gepensioneerd politieagent die indertijd tot de vriendenkring van de moeder van eiser behoorde. [naam 4] heeft de gemachtigde van eiser meegenomen naar het kerkhof en daar het graf van eisers moeder en oma laten zien. Hiervan bevinden zich foto’s in het onderzoeksverslag. Op het graf van eisers moeder staat de naam [naam 6] duidelijk leesbaar vermeld. Deze naam heeft eiser van meet af aan opgegeven als de naam van zijn moeder. Hoe verweerder dit verblijf van eiser in Baku heeft betrokken in zijn besluitvorming, in combinatie met de hiervoor opgenomen onderdelen van het onderzoeksverslag, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzichtelijk gemaakt en onvoldoende kenbaar gemotiveerd.
11. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder zijn vergewisplicht heeft geschonden, dat het bestreden besluit daarmee onzorgvuldig is voorbereid en daarnaast onvoldoende is gemotiveerd. Daarmee is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb. Nu het beroep reeds hierom gegrond is, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
12. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet gelet op de aard van de gebreken geen aanleiding voor toepassing van een bestuurlijke lus dan wel een mogelijkheid om zelf te voorzien in de zaak. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
13. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In dit geval is geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.602,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,-, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.