ECLI:NL:RBDHA:2021:2854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
21.1738
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Marokkaanse homoseksueel; bewijsaanbod socialmediaberichten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Marokkaanse afkomst die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de gestelde homoseksuele gerichtheid van de eiser niet geloofwaardig werd geacht. Eiser had eerder een aanvraag ingediend, die ook was afgewezen. In zijn huidige aanvraag stelde hij dat hij homoseksueel is en dat dit bekend is geraakt in zijn omgeving in Marokko, wat hem in gevaar zou brengen bij terugkeer.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte geen gebruik had gemaakt van het bewijsaanbod van eiser, die socialmediaberichten wilde overleggen ter onderbouwing van zijn homoseksualiteit. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser niet eenvoudig is en dat bewijsstukken zoals socialmediaberichten van groot belang zijn. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de overgelegde bewijsstukken in de beoordeling moeten worden betrokken.

De rechtbank stelde ook vast dat de proceskosten van eiser door de staatssecretaris vergoed moesten worden, en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond was verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin seksuele geaardheid een rol speelt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.1738 en NL21.1739

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser en verzoeker

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Procesverloop

Eiser heeft een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij besluit van 4 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden tot op het beroep is beslist.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk Arabisch is verschenen A. Zakhnini. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eerdere aanvraag
1. Eiser heeft eerder op 17 december 2020 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan die aanvraag legde hij ten grondslag dat hij van Marokkaanse nationaliteit is en is geboren op [geboortedatum] 1991. Hij vreesde voor zijn vader omdat hij van hem geld in beheer had gekregen en zonder toestemming van zijn vader had uitgegeven. Verweerder heeft die aanvraag bij besluit van 31 december 2020 als kennelijk ongegrond afgewezen. Dat besluit is onherroepelijk.
Huidige (herhaalde) aanvraag
2. Eiser legt aan zijn huidige op 14 januari 2021 ingediende aanvraag een ander vluchtmotief ten grondslag. Hij stelt dat hij homoseksueel is en dat dit bekend is geraakt bij diverse personen in Marokko waaronder zijn familieleden. Bij terugkeer naar Marokko vreest hij problemen ten gevolge van zijn seksuele gerichtheid.
Het bestreden besluit
3.1
Met het bestreden besluit heeft verweerder eisers aanvraag op grond van art. 30b, eerste lid 1, aanhef en onder b en g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) als kennelijk ongegrond afgewezen.
3.2
Verweerder heeft in eisers asielrelaas twee relevante elementen onderscheiden:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. homoseksuele gerichtheid en problemen in dit verband.
Verweerder heeft de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht, maar het element ‘homoseksuele gerichtheid en problemen’ is volgens verweerder niet geloofwaardig.
3.3
Volgens verweerder is eiser, waar het in zijn authentieke verhaal gaat om de gevoelens die hij heeft over zijn eerste ontdekking van zijn ‘anders zijn’ en zijn
geaardheid, over de ontwikkelingen daarin, tot het moment waarop hij zich
realiseert en hij accepteert dat hij homoseksueel is, en over zijn relaties,
blijven steken in algemeenheden en vage verklaringen.
Beroepsgronden
4. Eiser betoogt dat verweerder hem in de gelegenheid had moeten stellen om in vreemdelingendetentie zijn telefoon te verkrijgen zodat eiser afdrukken van berichten op sociale media kon overleggen. Eiser heeft over die berichten verklaard. Met die afdrukken kan eiser die verklaring onderbouwen. Daarnaast heeft verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen onvoldoende rekening gehouden met gevoelens van angst en schaamte om over zijn homoseksualiteit te verklaren. De wijze waarop in Marokko tegen homoseksualiteit wordt aangekeken, verklaart dat eiser zijn persoonlijke ervaringen niet heeft besproken en niet gewend is hierover te spreken, zelfs niet in het relatief veilige Nederland.
Beoordeling
5.1
Verweerder hanteert bij het horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd de Werkinstructie 2019/17 (WI 2019/17). Bij beoordeling van de geloofwaardigheid van de lhbti-gerichtheid kent verweerder gewicht toe aan het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling heeft verklaard daarmee te zijn omgegaan. Uiteraard, zo vermeldt de werkinstructie, blijft het van belang om in de vraagstelling en de beoordeling rekening te houden met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling. Elke vreemdeling heeft immers een eigen referentiekader op basis van opleiding, culturele achtergrond, levensfase. Het onderzoek naar en de beoordeling van de geloofwaardigheid van het lhbti -zijn is dan ook, zoals de werkinstructie vooropstelt, niet eenvoudig.
5.2
De rechtbank overweegt dat de beoordeling van de geloofwaardigheid in zaken als deze noodzakelijkwijs in belangrijke mate plaatsvindt op basis van de verklaringen van de vreemdeling over wat in zijn gevoelsleven is gebeurd. Omdat die zich niet eenvoudig op de geloofwaardigheid laten toetsen, verdient bewijsmateriaal dat de vreemdeling aanbiedt ter onderbouwing van de eigen verklaringen bij de beoordeling of de gestelde homoseksualiteit geloofwaardig is bijzondere aandacht. Daarbij valt te denken aan documenten, foto’s, video’s of berichten en afbeeldingen uit sociale media.
5.3
Eiser heeft in zijn zienswijze van 1 februari 2021 erop gewezen dat hij zijn verklaring over zijn contacten met andere homoseksuele mannen in Marokko in sociale media met afdrukken van die berichten kan onderbouwen. Daarbij heeft eiser opgemerkt dat zijn telefoon zich bevindt bij de afdeling bagage in het Justitieel Complex Schiphol waar hij is gedetineerd. Mede door de COVID-maatregelen en de omstandigheid dat hij bij zijn eerdere aanvraag al gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn telefoon te verkrijgen, kon eiser ten tijde van de indiening van zijn zienswijze nog niet over zijn telefoon beschikken. Eiser heeft verweerder in de zienswijze gevraagd om hem daarvoor extra tijd te geven.
5.4
In het bestreden besluit heeft verweerder hierover overwogen dat eiser voldoende tijd heeft gehad om de gestelde informatie in te dienen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser bij de indiening van zijn herhaalde aanvraag had kunnen weten dat hij eventuele informatie kon indienen, vooral nu het een tweede asielaanvraag betreft. Volgens verweerder valt niet in te zien waarom eiser de informatie gedurende de procedure niet via zijn advocaat of via Vluchtelingenwerk heeft ingediend, te meer nu het volgens eiser informatie betreft die zijn asielrelaas zou ondersteunen. Dat eiser slechts één keer bij zijn telefoon mag, doet hier niets aan af. Overigens dient eiser, los van de informatie op social media, zijn homoseksuele geaardheid met zijn eigen verklaringen aannemelijk te maken. Daarin is eiser volgens verweerder niet in geslaagd. Verweerder heeft om die redenen het verzoek om extra tijd voor het indienen van informatie niet ingewilligd.
5.5
De rechtbank overweegt dat verweerder terecht heeft tegengeworpen dat eiser bij zijn aanvraag al wist dat zijn telefoon voor de beoordeling van zijn aanvraag van belang kon zijn en dat eiser daarom eerder inspanningen had moeten en kunnen verrichten om toegang tot zijn telefoon krijgen. Dat maakt echter niet dat verweerder eisers bewijsaanbod naast zich neer had mogen leggen. De telefoon bevond zich immers in de macht van verweerder en voor eiser was het niet eenvoudig om voor een tweede keer de beschikking te krijgen over de telefoon. Verweerder heeft dit niet onderkend en heeft bijvoorbeeld ook niet gesteld dat de behandeling van de aanvraag ontoelaatbare vertraging zou oplopen als eiser de gelegenheid zou worden geboden om zijn telefoon te bemachtigen. Verder heeft eiser in de zienswijze uiteen gezet waarom de gegevens op zijn telefoon relevant waren. Verweerder heeft zich echter op het standpunt gesteld dat eisers verklaring ontoereikend was om de gestelde homoseksualiteit aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat standpunt niet zonder meer worden gehuldigd zonder de inhoud van die berichten te kennen. De rechtbank merkt op dat in de WI 2019/17 is vermeld dat ‘als de vreemdeling zelf met foto’s of video’s komt ter onderbouwing van zijn seksuele gerichtheid, het materiaal [wordt] betrokken bij de beoordeling, tenzij het gaat om (expliciet) seksueel getint (beeld)materiaal.’ Het besluit is daarom niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen.
5.6
Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven.
Instandlaten van rechtsgevolgen?
6.1
In beroep heeft eiser alsnog de afdrukken van in de zienswijze bedoelde berichten op sociale media overgelegd. Met inachtneming van artikel 83a van de Vw zal de rechtbank deze afdrukken betrekken in de beoordeling van de vraag of de rechtsgevolgen in stand moeten worden gelaten.
6.2
Het gaat om berichten tussen eiser en de volgende personen:
- [naam 1] , op 16 en 22 november [geen vermelding jaartal];
- [naam 2] , op 7 en 20 september 2019 en 22 en 24 november [geen vermelding jaartal].
Deze berichten zijn, zo heeft eiser op de zitting toegelicht, gesteld in voor sociale media verkorte Arabische/Franse straattaal. De teksten zijn in Latijns schrift geschreven. Omdat eiser deze teksten niet (tijdig) door een tolk heeft kunnen laten vertalen, heeft hij die zelf met handgeschreven vertaling in het Engels voorzien. Omdat Franse begrippen uit de oorspronkelijke tekst, zoals ‘possible’, ‘merci’ en ‘famille’, in de vertaling terugkomen, gaat de rechtbank er vooralsnog van uit dat de vertaling deugdelijk is.
6.3
Over deze berichten heeft eiser in het gehoor opvolgende aanvraag (p.15 e.v.) onder meer verklaard:
Wat gebeurde er nadat u er achter was gekomen dat u homoseksueel bent?
Ik had een vriend die hetzelfde is als ik. Daarna begon ik meer mensen te
leren kennen die ook homoseksueel zijn.
Wie waren die mensen?
Het waren er veel. Ik zocht vaak mensen van buiten mijn stad. Ik vermeed ook
mensen op mijn universiteit.
Waarom deed u dat?
Ik was bang dat er dag kwam dat het bekend zou worden.
Hoe kwam u in contact met deze mensen?
De meeste via Facebook of Instagram.
Kunt u mij vertellen hoe dat ging?
Via Facebook voegden mensen mij toe. Ik keek naar zijn profiel om te kijken
waar hij woonde.
Waren dit andere homoseksuelen die u toevoegde?
De meeste wel. Ik heb de meeste toegevoegd, niet voor een relatie maar om
meer te weten te komen over homoseksualiteit.
Wat was de reden dat andere homoseksuele u toevoegde?
Ik werd niet toegevoegd door iedereen. Niet iedereen antwoorde. Soms werd
ik geblokkeerd.
Hoe wisten zij dat u homoseksueel was?
Dat is het probleem. Sommigen blokkeerden mij. Aan mijn uiterlijk kon je niet
zien dat ik homoseksueel was. Aan anderen kon je het wel zien, omdat ze
bijvoorbeeld make up droegen.
Heeft u zelf ook mensen toegevoegd?
Ja.
Wanneer begon u contact te zoeken met andere homoseksuelen?
Na het eerste jaar van mijn universiteit. Ik begon contact te zoeken uit
nieuwsgierigheid.
Wat probeerde u te ontdekken?
Ik wilde weten of er een groot aantal mensen waren die waren zoals ik. Het
was allemaal uit nieuwsgierigheid.
Door hoeveel mensen ongeveer bent u op deze manier toegevoegd of hebt u
zelf toegevoegd?
Op mijn oude account Facebook denk ik tien, op mijn nieuwe Facebook denk ik
twee en op Instagram vijf.
Kunt u zich de namen herinneren van deze mensen?
Ik kan me niet alles herinneren. Op mijn nieuwe facebook en mijn Instagram
kan ik mij nog herinneren. De gesprekken heb ik nog.
Wat waren de namen?
[naam 2] , [naam 3] en eentje [naam 4] , maar op Instagram heet hij
[naam 1] .
(…)
Aan wie heeft u verteld dat u homoseksueel bent?
[naam 2] en die andere die we besproken hadden.
Wie was de andere?
[naam 4] , die van Instagram.
Heeft u ooit met hen afgesproken?
Ja.
Met wie?
[naam 4] en [naam 2] .
Was u bang voor het risico dat u liep door aan hen te vertellen over uw
geaardheid en met hen af te spreken?
Aan het begin wel.
Waar was u bang voor?
Dat hij ging vertellen dat we met elkaar in contact waren.
Had u een relatie met hen?
Ja, met [naam 1] .
6.4
De rechtbank stelt vast dat de berichten dateren van vóór de eerste aanvraag, waaronder berichten uit september 2019. Verder houden de berichten verband met de hiervoor weergegeven verklaring. In de berichten maakt eiser namelijk contact met [naam 1] ( [naam 4] ) en [naam 2] . Er wordt persoonlijke informatie uitgewisseld en er worden complimenten gemaakt over het uiterlijk. Verder vraagt eiser aan [naam 2] onder meer of hij gay is:
- Can I ask you? But I’m shy
- Ask
- You are gay (de rechtbank begrijpt: are you gay?)
- Yes
- Sure
- Good
Eiser vraagt [naam 2] vervolgens om zijn Facebookprofiel te sturen.
6.5
In het voornemen, dat verweerder in bestreden besluit heeft ingelast, vindt verweerder het ongerijmd dat homoseksuelen zich openlijk op Facebook vrouwelijk presenteren en dat eiser mannen met vrouwelijk uiterlijk openlijk aan zijn Facebookaccount toevoegt, ondanks het taboe dat daar op rust, het risico op ontdekking en de maatregelen die eiser elders treft om ontdekking te voorkomen. In aanvulling hierop heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de homoseksuele gerichtheid niet aannemelijk kan worden gemaakt door de conversaties op sociale media. Eiser moet zijn persoonlijke beleving door verklaringen aannemelijk maken. Verder maakt het enkele feit dat [naam 2] of [naam 1] homoseksueel zijn, niet dat eiser dat ook is, aldus verweerder. Verweerder stelt zich in wezen op het standpunt dat eisers overige verklaringen de gestelde homoseksualiteit niet aannemelijk maken en dat de berichten daar niet aan afdoen.
6.6
De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Verweerder acht het ongerijmd dat eiser met andere homoseksuelen via sociale media contact legde, maar nu eiser berichten heeft overgelegd die stroken met zijn verklaringen daarover, is dat standpunt niet vol te houden. De rechtbank volgt verweerder evenmin in het standpunt dat deze berichten en eisers verklaring daarover niet van betekenis zijn voor de geloofwaardigheid van eisers gestelde homoseksualiteit. Eiser heeft immers verklaard dat zijn initiatief om op sociale media contacten te leggen volgde op zijn ontdekking dat hij homoseksueel is en dat hij wilde weten of meer mensen zijn zoals hij. De overgelegde berichten zijn daarom relevant.
6.7
Dit brengt mee dat verweerder eisers verklaringen over deze contacten in samenhang met zijn overige verklaringen opnieuw tegen het licht moet houden. Dit volgt ook uit de WI 2019/17. Die houdt in dat ‘de IND de verklaringen van de vreemdeling over zijn gestelde seksuele gerichtheid steeds in hun onderlinge samenhang [beziet]. Niet alleen wat betreft voormelde elementen en het gewicht dat de IND hecht aan de beantwoording door de vreemdeling van vragen over één of meer van die elementen, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van een vreemdeling (in de huidige of voorgaande procedure(s)) en door hem verstrekte gegevens’. De rechtbank merkt daarbij op dat verweerder uitdrukkelijker moet motiveren op welke wijze de ontwijkende houding van eiser tijdens het gehoor is betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn antwoorden op vragen over zijn gestelde homoseksualiteit. Uit het Rapport Gehoor opvolgende aanvraag blijkt weliswaar dat verweerder tijdens het horen voldoende rekening heeft gehouden met eisers ontwijkende houding en eventuele daarmee samenhangende angst- en schaamtegevoelens. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bestreden besluit echter onvoldoende of en in welke mate dit ook bij de beoordeling en weging van eisers verklaring is betrokken.
Conclusie
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
9. Omdat op het beroep is beslist, is geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om voorlopige voorziening af.

Beslissing

In de zaak met nummer NL21.1738De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak te nemen op de met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
In de zaak met nummer NL21.1739
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J.P. Braam, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak op het beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.