ECLI:NL:RBDHA:2021:2876

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
20.18513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen dwangsom en procesbelang in asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 19 oktober 2020 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag van 27 maart 2019 voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 17 november 2020 een besluit genomen en eiser een verblijfsvergunning verleend. Eiser heeft echter aangegeven het beroep te willen handhaven, omdat hij het niet eens is met het feit dat er geen dwangsom is toegekend.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat zij partijen niet uitnodigt voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover het gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Eiser heeft geen belang bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, aangezien de aanvraag inmiddels is behandeld.

Daarnaast heeft de rechtbank geconcludeerd dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep dat enkel gericht was op de hoogte van de dwangsom, omdat eiser zich hiervoor tot de burgerlijke rechter moet wenden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar gemaakt op 7 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.18513
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.B. Kleerekooper), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: F. el Benaissati).

Procesverloop

Eiser heeft op 19 oktober 2020 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag van 27 maart 2019 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Bij besluit van 17 november 2020 heeft verweerder op de aanvraag beslist (het bestreden besluit) en aan eiser een verblijfsvergunning verleend.
Bij brief van 2 december 2020 heeft eiser laten weten het beroep te willen handhaven.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over beroep gelijkgesteld met een besluit, zodat daartegen op grond van artikel 8:1 van de Awb beroep kan worden ingesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. De rechtbank constateert dat niet geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser omdat eiser het niet eens is met het feit dat verweerder geen dwangsom heeft toegekend.. Niet gebleken is dat eiser nog een belang heeft bij het beoordelen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
4. Bij uitspraak van 5 maart 2020 heeft deze rechtbank zittingsplaats te Zwolle, verweerder opgedragen om binnen acht weken na de dag van bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit bekendmaakt op de aanvraag van eiser. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
5. Verweerder heeft in het bestreden besluit geen uitlating gedaan over de rechterlijke dwangsom. Wel heeft verweerder in zijn besluit van 7 april 2020 een bestuurlijke
dwangsom van € 1.442,- toegekend.
6. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb verbindt de bestuursrechter een nadere dwangsom aan zijn uitspraak op een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Daarbij zijn de artikelen 611c en 611g uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling1 volgt uit deze bepaling en de geschiedenis van de totstandkoming 2 ervan dat een dergelijke dwangsom ten uitvoer kan worden gelegd volgens de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
7. Het voorgaande betekent dat eiser niet bij de bestuursrechter kan procederen over de hoogte van de dwangsom en zich daarvoor tot de burgerlijke rechter zal moeten wenden. Nu het beroep nog slechts gericht was tegen de vaststelling van de hoogte van de verschuldigde rechterlijke dwangsom, is de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van het beroep.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Kamerstukken II 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 51.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet- ontvankelijk;
  • verklaart zich voor zover gericht tegen het hoogte van het vaststellen van de dwangsom onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
07 januari 2021

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.