ECLI:NL:RBDHA:2021:288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
09/24636120
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld en afpersing in Coop supermarkt te Delft

Op 21 januari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die samen met een minderjarige medeverdachte op 14 augustus 2020 een overval heeft gepleegd op een Coop supermarkt in Delft. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing. Tijdens de overval bedreigde de verdachte de kassamedewerker met geweld en dwong hem tot afgifte van geld en sigaretten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder camerabeelden, getuigenverklaringen en whatsapp-communicatie tussen de verdachten. De verdachte ontkende zijn betrokkenheid, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de medeverdachte en andere bewijsmiddelen overtuigend. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot 24 maanden gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast werd een schadevergoeding toegekend aan de bij de overval bedreigde kassamedewerker. De rechtbank verklaarde de vordering van de Coop supermarkt niet-ontvankelijk, omdat deze niet aan de vereisten voldeed. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/246361-20
Datum uitspraak: 21 januari 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Schiphol te Badhoevedorp.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. van Kins en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. I.A. Groenendijk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 augustus 2020 te Delft
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in winkelbedrijf Coop (filiaal [locatie 1] )
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag (bestaande uit biljetten van € 20, € 10 en € 5 en/of klein geld) en/of
meerdere pakjes sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan winkelbedrijf Coop, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het onverhoeds op die [slachtoffer] af te lopen en/of
- het zichtbaar aan/op/in zijn hand te dragen van een glimmend voorwerp en/of
- het roepen van de woorden "overval, geld", althans woorden van gelijke
strekking en/of
- het geven van een tik/klap tegen de schouder/het hoofd, althans het lichaam,
van die [slachtoffer] en/of tegen een kassascherm;
2
hij op of omstreeks 14 augustus 2020 te Delft,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in winkelbedrijf Coop (filiaal [locatie 1] )
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van
enig geldbedrag (bestaande uit biljetten van € 50), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorend aan winkelbedrijf Coop, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte door
- het onverhoeds op die [slachtoffer] af te lopen en/of
- het zichtbaar aan/op/in zijn hand te dragen van een glimmend voorwerp en/of
- het roepen van de woorden "overval, geld", althans woorden van gelijke
strekking en/of
- het geven van een tik/klap tegen de schouder/het hoofd, althans het lichaam,
van die [slachtoffer] en/of tegen een kassascherm.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van zowel het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak bepleit en subsidiair zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde bewezenverklaard kan worden. Op specifieke standpunten zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [code] van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 330).
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 14 augustus 2020, bevattende de verklaring van [naam 1] , voor zover inhoudende (p. 54):
“Ik ben eigenaar van de COOP gelegen aan de [locatie 1] te Delft, ik doe uit hoofde van mijn functie aangifte van diefstal met geweld. Op vrijdag 14 augustus 2020 om 17:21 uur is één van mijn medewerkers, die op dat moment dienst deed achter de kassa, overvallen. Ik zag op de camerabeelden dat hij werd overvallen door twee personen met Noord Afrikaans dan wel Arabisch uiterlijk. Er is geld uit de kassa en er zijn diverse sigaretten gestolen.”
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt op 14 augustus 2020, bevattende de verklaring van getuige [slachtoffer] , voor zover inhoudende (p. 114-115):
"Ik werk bij de Coop, aan het [adres 1] te Delft. Ik zat achter de kassa, was de enige medewerker die de kassa bediende en bezig met scannen van boodschappen die op de band lagen. Plotseling sprong er een jongen op de band en riep: “overval, geld”. Ik zag dat een andere jongen de uitgang ging blokkeren met een container die daar stond waar zakken potgrond in opgestapeld lagen. Dit zodat de deuren van de uitgang open bleven staan. Ik had beide jongens niet binnen zien komen. De jongen die bij mij op de band sprong kwam links van mij staan. Ik heb hierop de kassalade geopend. Ik heb toen de hele stapel 50,00 euro biljetten er uit gehaald en aan hem gegeven. Maar toen kwam de tweede jongen erbij staan, deze kwam aan de rechterkant van mij staan en gaf mij een klap op mijn hoofd. Ook gaf hij een klap op het klantenscherm waar klanten mee kunnen kijken tijdens het scannen. De jongen aan de rechterkant pakte toen de gehele kassalade en gooide de lade leeg in de tas die al op de band stond. Er zaten buiten de 50,00 euro biljetten die ik al had gegeven een paar briefjes van 20,00 en 10,00 en 5,00 euro in en de rest kleingeld.”
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 7 september 2020, bevattende de verklaring van de verdachte [medeverdachte] , voor zover inhoudende
(p. 141-142):
“V: Je bent gisterenochtend aangehouden op verdenking van diefstal met geweld. Je bent daar gisteren ook over verhoord, klopt dat?
A: Ja. […] Ik wil vertellen dat ik het wel was en ik heb echt spijt.
V: Hoe is het gegaan?
A: Ik wou niet. Maar ik werd bang van die jongen enzo en we gingen het samen doen. […]
V: Hoe is dat van tevoren gegaan? Hoe kom je bij die jongen?
A: Ik ken hem van buiten en hij woont vlakbij. […] Hij is Marokkaans. Zijn naam [is] [verdachte] . We noemen hem buiten [verdachte] .
V: Waar ken je hem van?
A: Van het [locatie 2] . […] Het was al meer dan 2 weken gepland. […] Ik had een korte broek aan en een kort shirt en er over de overval kleding. Het was een roze shirt en een Adidas broek en oude schoenen met zwart en aan de onderkant wit.”
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 8 september 2020, bevattende de verklaring van [medeverdachte] , voor zover inhoudende (p. 148-150):
“V: Welke afspraken hadden jullie gemaakt? Wie ging wat doen?
A: Hij zei […] Jij gaat de uitgang blokkeren. Maar toen we bij de Coop waren zei hij dat ik naar binnen moest. […] Ik moest toen ook als eerste naar binnen gaan. Ik ben toen naar de kassa gegaan. Ik zei toen daar “ik wil geld”. Ik zag toen die bloemenkar de weg blokkeren van de deur. [verdachte] ging toen over de kassa springen. En ging sigaretten pakken. Ik was toen een paar briefjes aan het pakken. Maar [verdachte] heeft de kassalade leeggegooid in mijn tas. Ik heb alleen geschreeuwd dat ik geld wilde. Ik tikte nog tegen zijn schouder en tegen die kassa aan. We hebben nog wat sigaretten gepakt. Dat hebben we in een witte beetje doorzichtige tas gedaan. Daarna zijn we rennend naar het [locatie 2] gegaan. […] We hebben toen onze kleren uitgedaan. Ik heb mijn kleren meegenomen. Hij heeft de zijne laten liggen. De kleren van de overval bedoel ik dan. […] Die schoenen van de overval heb ik in het Kippenhok gelaten.”
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 62-63):
“Op zondag 16 augustus 2020 heb ik, verbalisant de verkregen camerabeelden van de Coop aan de [locatie 1] bekeken. […]
Op vrijdag 14 augustus 2020 te 17.21 zie ik dat de jongens bij de Coop naar binnen gaan. Als eerste zie ik dat de jongen met het lichte shirt, VD1, de winkel binnen gaat. Vervolgens zie ik dat de jongen in het zwart gekleed erachter aan komt. Ik zie dat VD1 als eerste bij de kassa is. Ik zie dat hij een witte plastic tas in zijn rechterhand heeft, en dat hij met een versnelde pas richting kassa loopt. Ik zie dat hij het tasje aan de kassamedewerker geeft. Ik zie dat hij met zijn rechterhand een tik tegen de linkerschouder van de kassamedewerker geeft. Ik zie dat hij de kassamedewerker gebaart iets in de tas te doen. Ik zie dat hij hierbij wijst naar de kassalade. Ik zie dat de verdachte met zijn rechter hand in de kassa grijpt. Ik zie dat hij geen handschoenen draagt.
Na enkele seconden komt de tweede jongen, VD2, via de winkel naar de kassa met versnelde pas. Ik zie dat hij een rolcontainer met daarop zakken potgrond voor de uitgang zette. Ik zag dat hij een zwarte Nike trainingsbroek met witte Adidas sokken droeg. Ik zie dat hij vervolgens naar de kassa loopt en aan de linkerkant op het inpakgedeelte springt. Ik zie dat de kassalade door beiden mannen wordt geleegd.
Ik zie dat de 1e verdachte naar de sigaretten gebaart. Ik zie dat de 2e verdachte het schuifdeurtje opent waar de sigaretten achter liggen. Ik zie dat er pakken sigaretten in de witte tas worden gegooid. Op de witte tas staat een opdruk van de Action. De 1e verdachte geeft de computer van de kassa een duw. Ik zag dat hij een zwarte Adidas broek droeg. Ik zag dat beiden verdachten om 17.22 uur de winkel uitrenden. Ik zag op de camera die buiten hangt, dat ze de straat over staken in de richting van de Rochussenstraat. Hierna zijn zij uit het zicht geraakt.”
6. Het proces-verbaal basis analyse historische verkeersgegevens, opgemaakt op
7 december 2020, voor zover inhoudende (p. 315-317):
“Tevens werd bij de doorzoeking in de woning van [verdachte] een Apple iPhone 6 Plus aangetroffen met imeinummer [nummer 1] .
Ik zag dat het opgevraagde IMEI-nummer werd gebruikt in combinatie met de navolgende telefoonnummer(s):
[…]
[telefoonnummer 1] , van zondag 28 juni 2020 tot donderdag 10 september 2020
[…]
Bij de navolgende IMEI-nummer(s) hoorde(n) de navolgende mobiele telefoon(s):
[nummer 1] Apple iPhone 6 Plus.
Uit onderzoek in de historische verkeersgegevens bleek dat de zendmast gelegen aan de [locatie 3] het meest werd aangestraald gedurende de nachtelijke uren. Deze zendmast zendt uit in de kompasrichting 250 graden en heeft een zendbereik van 65 graden aan weerszijden van de zendrichting. De woning alwaar de verdachte woonachtig was is gelegen aan de [adres 2] te Delft en ligt hemelsbreed ongeveer 520 meter verwijderd van voornoemde zendmast. De woning is gelegen binnen de zendrichting en het zendbereik van voornoemde zendmast.
Uit onderzoek in de historische verkeersgegevens van IMEI-nummer [nummer 1] bleek dat er 160 maal contact, dan wel poging tot contact, was geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] welke in gebruik is bij [medeverdachte] . Deze contactmomenten vonden plaats tussen 29 juni 2020 en 6 september 2020 en in die periode werd het voornoemde IMEI-nummer gebruikt in combinatie met telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Gelet op het bovenstaande […] is het zeer waarschijnlijk dat [verdachte] de gebruiker is geweest van de Apple iPhone 6 Plus die gebruikt is in combinatie met telefoonnummer [telefoonnummer 1] .”
7. Proces-verbaal van aanvraag machtiging tot doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt op 2 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 271-273):
“Onder de verdachte [medeverdachte] werd een Samsung mobiele telefoon in beslag genomen voorzien van mobiele telefoonnummer + [telefoonnummer 2] , IMEI-nummer: [nummer 2] .
De data van deze mobiele telefoon werden geanalyseerd. Er werd een opgeslagen WhatsApp gesprek tussen [medeverdachte] en een opgeslagen contact ‘ [verdachte] ’ geanalyseerd onder:
Communicatie tussen gebruikers:
[medeverdachte]
[verdachte]
14-8-2020 16:58:02 Missed Call
14-8-2020 17:04:52 Nergens nog
[medeverdachte] 14-8-2020 17:05:26 ja man hun zijn loesoe weg
14-8-2020 17:05:32 Waar ben je nu
’14-8-2020 17:05:33 Thuis
14-8-2020 17:05:44 Ik hebb haast A neeff
14-8-2020 17:05:49 Ik ga uit de buurt
14-8-2020 17:05:54 Kom met mij mee als je wil
[medeverdachte] 14-8-2020 17:05:54 Ja man bij mijn moeder ik ga zo eten
14-8-2020 17:05:57 Isgoed
14-8-2020 17:05:59 Doe dat
14-8-2020 17:06:02 Bel maar later op oke
14-8-2020 17:06:04 Wel bellen he
[medeverdachte] 14-8-2020 17:06:15 Jatoch ik bel je wel broeder
14-8-2020 17:06:19 Aiii
14-8-2020 17:06:22 Niet stressen
14-8-2020 17:06:26 Alles is gone
[medeverdachte] 14-8-2020 17:06:29 …..
14-8-2020 17:06:31 Klaar is begraven
14-8-2020 17:06:34 100!!!!!
* De daadwerkelijke tijd betreft +1.00 uur
[verdachte] 18-8-2020 14:53:29 Oowja
[verdachte] 18-8-2020 14:53:38 Zijn onze spullen daar nog
[verdachte] 18-8-2020 14:53:49 Die waren daar in die ding hahahaha
[medeverdachte] 18-8-2020 14:54:15 Nee ik heb al weg opgegeten
[verdachte] 18-8-2020 14:54:16 Die ene avond had je ze daar gelaten of mee
[verdachte] 18-8-2020 14:54:27 Mijn Versace bril
[verdachte] 18-8-2020 14:54:30 En pet
[verdachte] 18-8-2020 14:54:32 Waar zijn die
[medeverdachte] 18-8-2020 14:54:34 Is hier ~
[verdachte] 18-8-2020 14:54:41 Daar bij die plek
[medeverdachte] 18-8-2020 14:54:45 Neee
[verdachte] 18-8-2020 14:54:49 Waar dan
[verdachte] 18-8-2020 14:54:52 In jou tas
[medeverdachte] 18-8-2020 14:54:55 Hier
[verdachte] 18-8-2020 14:55:00 Oke
[verdachte] 18-8-2020 14:55:13 Ik haal t wel vanavond
[verdachte] 18-8-2020 14:55:19 Als dat kan
* De daadwerkelijke tijd betreft +1.00 uur”
8. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 7 januari 2021, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
“ [verdachte] ken ik. Ik ken hem van buiten.”
3.4
Bewijsoverwegingen
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het de verdachte is geweest die, samen met [medeverdachte] , op 14 augustus 2020 een overval heeft gepleegd op het filiaal van de supermarkt Coop aan de [locatie 1] . Daartoe wordt het volgende overwogen.
[medeverdachte] heeft bij de politie bekend dat hij de overval samen met de verdachte heeft gepleegd.
De raadsvrouw heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring omdat er in feite alleen de verklaring van [medeverdachte] ligt, met enig steunbewijs voor die verklaring. Volgens de raadsvrouw ontbreekt voldoende andersoortig bewijs om ten aanzien van haar cliënt te komen tot een bewezenverklaring.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [medeverdachte] inderdaad steun vindt in diverse bevindingen van de politie (zoals de chronologische reconstructie aan de hand van een groot aantal getuigenverklaringen en camerabeelden (p. 60-61) en het aantreffen van een schoen vlakbij het [locatie 2] die volgens de politie fotografisch overeen komt met de schoen die [medeverdachte] tijdens de overval droeg (p. 293)). De verklaring van [medeverdachte] over wat er tijdens de overval is gebeurd - waarmee hij overigens ook zichzelf belast als volle mededader – komt bovendien volledig overeen met de hiervoor weergegeven verklaring van de betrokken kassamedewerker én met de beschrijving van de camerabeelden van de Coop.
Naast het bewijs dat de verklaring van [medeverdachte] ondersteunt met betrekking tot wat er waar en wanneer gebeurd is, blijkt uit onderzoek door de politie dat de verdachte de gebruiker is geweest van de iPhone 6 Plus die in zijn woning is aangetroffen en dat hij daarmee via tekstberichten contact heeft gehad met [medeverdachte] . Gelet op de data en inhoud van de bij de bewijsmiddelen weergegeven berichten gaat de rechtbank ervan uit dat deze berichten betrekking hebben op de winkeloverval op 14 augustus 2020.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en [medeverdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt op basis van een van te voren gemaakt plan dat zij vervolgens gezamenlijk hebben uitgevoerd. De verdachte en [medeverdachte] hebben dus tezamen en in vereniging de winkeloverval gepleegd, met dien verstande dat zij met gebruik van geweld en bedreiging met geweld de kassamedewerker [slachtoffer] hebben gedwongen tot afgifte van een geldbedrag en dat zij dat geldbedrag en meerdere pakjes sigaretten hebben weggenomen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 14 augustus 2020 te Delft tezamen en in vereniging met een ander in winkelbedrijf Coop (filiaal [locatie 1] ) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (bestaande uit biljetten van € 20, € 10 en € 5 en klein geld) en meerdere pakjes sigaretten, toebehorende aan winkelbedrijf Coop, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit
- het onverhoeds op die [slachtoffer] af lopen, en
- het roepen van de woorden "overval, geld", en
- het geven van een tik
enklap tegen de schouder
enhet hoofd van die [slachtoffer] en tegen een kassascherm;
en
2
hij op 14 augustus 2020 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander, in winkelbedrijf Coop (filiaal [locatie 1] ) met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag (bestaande uit biljetten van € 50), toebehorend aan winkelbedrijf Coop, door
- het onverhoeds op die [slachtoffer] af lopen, en
- het roepen van de woorden "overval, geld", en
- het geven van een tik/klap tegen het de schouder van die [slachtoffer] en tegen een kassascherm.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, als het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, aan de verdachte een straf wordt opgelegd van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft met een mededader een winkel overvallen en daarbij geweld gebruikt tegen een kassamedewerker. Uit de verklaringen van de mededader blijkt dat de verdachte het plan voor de overval heeft bedacht en dat hij zijn (minderjarige) mededader heeft overgehaald om de overval te plegen en hem als eerste de winkel in heeft gestuurd. Uit de stukken is verder gebleken dat de kassamedewerker, een uit Afghanistan gevluchte statushouder, als gevolg van de overval nog altijd ziek thuis zit, zijn baan als kassamedewerker is kwijtgeraakt en (ernstige) psychische klachten ondervindt.
De verdachte heeft in de loop van deze strafzaak niet of nauwelijks openheid van zaken gegeven en er ook geen blijk van gegeven de kwalijke gevolgen van zijn handelen in te zien.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 december 2020. Hieruit volgt dat hij niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Het gaat in de onderhavige zaak om een overval op een winkel, gekwalificeerd als de eendaadse samenloop van het medeplegen van diefstal met geweld en het medeplegen van afpersing. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daaruit volgt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden als uitgangspunt kan gelden.
De rechtbank ziet in het dossier of in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanknopingspunten om van dat uitgangspunt ten voordele of ten nadele van de verdachte af te wijken.
Alles afwegende, acht de rechtbank dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[naam 1] en [slachtoffer] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. [naam 1] vordert namens Coop [locatie 1] in totaal een bedrag van € 1.293,- aan materiële schade. [slachtoffer] vordert vergoeding van de door hem geleden immateriële schade ten bedrage van € 4.000,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam 1] in zijn vordering. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing ervan tot een bedrag van € 1.000,-, met wettelijke rente, en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, althans dat die vordering moet worden afgewezen, en dat de vordering van [slachtoffer] bij gebrek aan causaal verband tussen de schade en het bewezenverklaarde moet worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[naam 1]
zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, omdat deze niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De vordering is ingediend namens de rechtspersoon Coop [locatie 1] , maar is niet ondertekend en wordt evenmin vergezeld van stukken waaruit kan blijken dat [naam 1] bevoegd is deze rechtspersoon te vertegenwoordigen, zoals een uittreksel van de Kamer van Koophandel of een daartoe opgestelde schriftelijke machtiging.
De benadeelde partij [naam 1] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten die de verdachte in het kader van zijn verweer tegen de vordering heeft gemaakt, tot heden begroot op nihil.
[slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer] genoegzaam onderbouwd dat hij immateriële schade heeft geleden als een rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde strafbare feiten. Het vereiste sine qua non-verband volgt uit de door [slachtoffer] overgelegde verklaring van NIP psycholoog [naam 2] , waaruit blijkt dat [slachtoffer] na de overval een posttraumatische stressstoornis heeft ontwikkeld.
Niet kan worden uitgesloten dat de klachten die [slachtoffer] nu ondervindt mede zijn gerelateerd aan eerdere gebeurtenissen. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval een deel van de door [slachtoffer] gevorderde schade in zodanig verband staat met de bewezen verklaarde feiten, dat die schade als gevolg van de bewezenverklaarde feiten aan de verdachte kan worden toegerekend. De door [slachtoffer]
tot en met de datum van dit vonnis geleden immateriële schadewordt door de rechtbank naar billijkheid begroot op een bedrag van € 1.000,-. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer] dan ook gedeeltelijk toewijzen tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Aangezien de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan ten behoeve van [slachtoffer] schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens [slachtoffer] van deze betalingsverplichting bevrijd.
De verdachte zal daarnaast worden veroordeeld in de kosten door [slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

8.De schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte gevorderd in verband met de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] . Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd ten behoeve van de Coop [locatie 1] de schadevergoedingsmaatregel op te leggen voor een bedrag van € 500,-.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de gevorderde schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de verdachte voor de bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en dat hij jegens de benadeelde partij [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door die feiten is toegebracht. In de omstandigheid dat [slachtoffer] een natuurlijk persoon is en het bezwaarlijk zou zijn als hij zelf de inning van zijn vordering ter hand moet nemen, ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat, indien aan de voormelde verplichting niet wordt voldaan, gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast, dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen en vice versa, alsmede dat (gedeeltelijke) betaling of voldoening door de mededader aan de benadeelde partij en/of de Staat de verdachte bevrijdt van de verplichting om het desbetreffende deel te betalen of te voldoen.
Coop [locatie 1] is een rechtspersoon namens welke geen vordering tot vergoeding van schade is ingediend die voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De rechtbank ziet geen aanleiding om ten behoeve van Coop [locatie 1] de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zoals door de officier van justitie gevorderd.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 47, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten 1 en 2 heeft begaan, zoals hiervoor onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
eendaadse samenloop van
feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
feit 2:
medeplegen van afpersing;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de uur van 24 (vierentwintig) MAANDEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij
[naam 1]niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [naam 1] in de kosten van het geding door verdachte gemaakt, tot heden begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer]gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro) en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 augustus 2020 tot de dag waarop deze vordering geheel is betaald, aan [slachtoffer] te betalen;
wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 augustus 2020 tot de dag waarop dit bedrag geheel is betaald, ten behoeve van
[slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat ontslaat;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Avendaño Canto, voorzitter,
mr. E.J. van As, rechter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.C. van Grinsven, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 januari 2021.