ECLI:NL:RBDHA:2021:2911

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
NL21.1602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag van Bulgaarse statushouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag van een Bulgaarse statushouder. De eiser had op 2 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting die plaatsvond op 12 maart 2021 in Breda. De gemachtigde van de eiser had voorafgaand aan de zitting laten weten dat zowel hij als de eiser niet aanwezig zouden zijn.

Tijdens de zitting heeft de vertegenwoordiger van de staatssecretaris verklaard dat de eiser op 5 februari 2021 het asielzoekerscentrum (AZC) heeft verlaten en per 17 februari 2021 als 'met onbekende bestemming vertrokken' is geregistreerd. De gemachtigde van de eiser was niet op de hoogte van deze situatie en vermoedde dat de eiser bij familie in Amsterdam verbleef. De rechtbank heeft op basis van deze informatie geconcludeerd dat er geen contact meer is tussen de eiser en zijn gemachtigde, en dat de eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland.

Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep, en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1602
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: G. Cambier).

ProcesverloopBij besluit van 2 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.1604, plaatsgevonden op 12 maart 2021 te Breda. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De gemachtigde van eiser heeft op 12 februari 2021 laten weten dat hij en eiser niet aanwezig zullen zijn op de zitting.
2. Verweerder heeft op zitting verklaard dat volgens zijn registratie eiser op 5 februari 2021 het AZC heeft verlaten en dat hij per 17 februari 2021 is geregistreerd als ‘met onbekende bestemming vertrokken’. Verweerder heeft toegelicht dat hij naar aanleiding daarvan op 10 maart 2021 telefonisch contact heeft gehad met de gemachtigde van eiser, en dat de gemachtigde heeft verteld dat hij niet wist dat eiser met onbekende bestemming vertrokken is en dat hij vermoedde dat eiser bij familie in Amsterdam verblijft. Verweerder heeft daaraan nog toegevoegd dat de gemachtigde na dat telefonisch contact niet alsnog heeft laten weten waar eiser nu feitelijk verblijft en/of dat er contact is geweest met eiser.
3. De rechtbank gaat af op deze informatie en leidt daaruit af – mede gelet op de vaste jurisprudentie van de Afdeling [1] – dat eiser zijn gemachtigde niet heeft laten weten waar hij verblijft en dat zij blijkbaar geen contact (meer) met elkaar onderhouden. De rechtbank gaat er daarom van uit dat eiser geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiser heeft dus geen belang meer bij de beoordeling van dit beroep.
4. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2021 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.