ECLI:NL:RBDHA:2021:2913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
NL21.1033
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens kennelijk ongegrondheid en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de aanvraag op 21 januari 2021 als kennelijk ongegrond had afgewezen. Tijdens de zitting, die plaatsvond in Breda, is de eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigde wel aanwezig was. De staatssecretaris heeft verklaard dat de eiser per 26 januari 2021 uit het AZC Budel is vertrokken zonder bekende bestemming en dat er geen contact meer was met de eiser. Dit werd bevestigd door de gemachtigde van de eiser, die op 12 maart 2021 meldde dat er geen contact meer was met de eiser en dat deze niet bekend was bij het COA.

De rechtbank heeft op basis van deze informatie geconcludeerd dat de eiser geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep, wat heeft geleid tot de beslissing om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1033
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N.M. de Houwer-van Wijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: G. Cambier).

ProcesverloopBij besluit van 21 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.1034, plaatsgevonden op 12 maart 2021 in Breda. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De gemachtigde van eiser heeft op 11 februari 2021 laten weten dat zij en eiser niet aanwezig zullen zijn op de zitting.
2. Verweerder heeft op zitting verklaard dat volgens zijn registratie eiser per 26 januari 2021 uit het AZC Budel met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft toegelicht dat hij naar aanleiding daarvan telefonisch contact heeft gehad met de gemachtigde van eiser, en dat zij heeft verteld dat zij al een hele tijd geen contact meer heeft met eiser.
3. Uit bericht van de gemachtigde van eiser van 12 maart 2021 blijkt dat het telefonisch contact met verweerder inderdaad heeft plaatsgevonden. Daarbij is vermeld dat uit navraag bij het COA is gebleken dat eiser niet bekend is met zijn gegevens in het COA.
4. De rechtbank gaat af op deze informatie en leidt daaruit af – mede gelet op de vaste jurisprudentie van de Afdeling [1] – dat eiser geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiser heeft dus geen belang meer bij de beoordeling van dit beroep.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2021 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.