ECLI:NL:RBDHA:2021:2981
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsaanvraag op basis van afhankelijkheidsverhouding en zorgtaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en verweerder. Eiser, geboren in 1979 en van Surinaamse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor afgifte van een document dat zijn rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd op 18 maart 2020 door verweerder afgewezen, en het daartegen ingediende bezwaar werd op 10 juni 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.
De rechtbank heeft op 15 januari 2021 de zitting gehouden, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser stelde dat hij zorgtaken verricht voor zijn dochter, die de Nederlandse nationaliteit heeft, en dat er een afhankelijkheidsverhouding bestaat die hem het recht op verblijf zou moeten geven volgens het arrest Chavez-Vilchez. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een zodanige afhankelijkheidsverhouding dat zijn dochter gedwongen zou worden de EU te verlaten als hem het verblijfsrecht werd geweigerd. De rechtbank concludeerde dat verweerder de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de overgelegde stukken niet voldoende bewijs boden voor de gestelde afhankelijkheid.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.