Overwegingen
1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit. Er zijn meerdere data geregistreerd als geboortedata en eiser is tevens geregistreerd onder verschillende namen. Eiser stelt zich in deze procedure op het standpunt dat hij minderjarig is.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft ter zitting de zware gronden onder 3d en 3k betwist. Verweerder heeft in reactie hierop aangegeven beide gronden te handhaven en aangevoerd dat overigens de niet betwiste gronden de maatregel kunnen dragen. Verweerder heeft voorts, desgevraagd, toegelicht dat de feitelijke overdracht aan Duitsland kan plaatsvinden op 6 april 2021.
4. De rechtbank komt niet toe aan de bespreking van de beroepsgronden en overweegt daartoe -ambtshalve- als volgt.
5. Eiser heeft aangegeven minderjarig te zijn. In het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring, dat er dus toe dient om te beslissen óf aan eiser de maatregel moet worden opgelegd, heeft eiser verklaard dat hij een paspoort heeft. Eiser heeft in dit gehoor verklaard dat zijn paspoort in Spanje is en dat hij een foto van zijn paspoort op zijn facebook heeft staan en dat hij dat aan de hulpofficier van justitie die het gehoor heeft afgenomen kan laten zien op zijn telefoon. De rechtbank stelt vast dat er in het gehoor geen nadere vragen zijn gesteld naar aanleiding van deze verklaring van eiser. In de maatregel van bewaring is om te motiveren dat niet kan worden volstaan met de oplegging van een lichter middel onder meer als argument benoemd dat eiser niet over een identificerend document beschikt. In de maatregel is verder uitvoerig beschreven hoe de strafrechtelijke aanhouding is verlopen en welke gedrag eiser daarbij heeft vertoond. Ook is vermeld dat eiser tweemaal eerder is aangehouden voor diefstal en drie dagen voor de strafrechtelijke aanhouding met onbekende bestemming is vertrokken en bovendien wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn geboortedatum. De maatregel bevat geen verwijzingen naar de verklaring van eiser dat hij over een paspoort beschikt.
6. De rechtbank heeft eiser ter zitting gevraagd waarom hij zijn paspoort niet bij zich droeg maar in Spanje heeft achtergelaten. Deze eenvoudige en voor de hand liggende vraag, die in het gehoor voorafgaand aan de beslissing tot oplegging van de maatregel gesteld had moeten worden, is door eiser beantwoord met de verklaring dat vanwege zijn minderjarigheid zijn paspoort door de Spaanse autoriteiten is ingenomen. Indien verweerder eiser tijdens zijn gehoor in de gelegenheid zou hebben gesteld een foto van zijn paspoort te laten zien ofwel op zijn eigen telefoon ofwel op een ander device, had verweerder aan de hand van het documentnummer bij de Spaanse autoriteiten kunnen verifiëren of eiser daadwerkelijk over een (echt) paspoort beschikt waaruit de gestelde minderjarigheid volgt en had verweerder kunnen verifiëren of dit paspoort inderdaad door de Spaanse autoriteiten is ingenomen.
7. De rechtbank overweegt dat het uitermate relevant is om te weten of eiser minderjarig of meerderjarig is. Niet alleen gelden er voor het detineren op vreemdelingrechtelijke gronden van minderjarigen (deels) andere regels en heeft verweerder -steeds- ten aanzien van minderjarigen een verdergaande zorgplicht. In het onderhavige geval is eiser bovendien gedetineerd om een Dublin-overdracht te kunnen realiseren. Eiser staat onder meerdere aliassen geregistreerd en verweerder mag op grond van de Afdelingsjurisprudentie uitgaan van de meerderjarigheid van de vreemdeling als één registratie wijst op meerderjarigheid. Ook is sprake van een claimakkoord. Dit laat onverlet dat indien eiser een authentiek identiteitsdocument toont waaruit de minderjarigheid volgt, eiser niet kan worden overgedragen maar moet worden toegelaten tot de nationale asielprocedure. Uit het overdrachtsbesluit blijkt immers niet van omstandigheden die met zich brengen dat hij als minderjarige geclaimd kon worden bij een andere lidstaat. Uit het onderzoek ter zitting is gebleken dat bij verweerder niet bekend is of eiser bijstand heeft gehad van een advocaat in de Dublinprocedure. De rechtbank stelt vast dat in die procedure geen zienswijze is ingediend en evenmin beroep is ingesteld tegen het overdrachtsbesluit, terwijl eiser bij herhaling heeft verklaard niet aan Duitsland te willen worden overgedragen. Eiser heeft ook aangegeven dat hij het overdrachtsbesluit nooit heeft ontvangen, terwijl verweerder ter zitting niet heeft kunnen bevestigen dat het besluit aan een gemachtigde is toegezonden. Daargelaten dat het er op lijkt dat eiser eenvoudigweg geen rechtsbijstand heeft gehad in de Dublinprocedure, zoals door gemachtigde in de bewaringsprocedure ook gemotiveerd wordt betoogd, heeft te gelden dat verweerder alvorens tot oplegging van de maatregel over te gaan moet nagaan op welke grondslag dit kan. In deze concrete omstandigheden volstaat het niet om uit te gaan van het claimakkoord. Voor zover verweerder zou betogen dat eiser het bezit van een paspoort naar voren had moeten brengen in de Dublinprocedure slaagt dit niet. Indien verweerder onderzoek zou hebben gedaan naar het paspoort van eiser en op grond van dit onderzoek had vastgesteld dat eiser minderjarig is, zou op verweerder de verplichting rusten om de Duitse autoriteiten onverwijld hierover te informeren waarna het zeer voor de hand ligt dat, voor zover verweerder niet reeds zelf zou afzien van overdracht, het akkoord op het claimverzoek zal worden ingetrokken.
8. Verweerder heeft eiser gedetineerd op de Dublingrondslag omdat er een claimakkoord met Duitsland tot stand is gekomen. In beginsel mag verweerder in het bewaringstraject hier ook van uitgaan. In de onderhavige procedure heeft eiser aangegeven minderjarig te zijn en dat te kunnen aantonen door een foto van zijn paspoort op zijn telefoon te laten zien. Verweerder is niet gehouden om op grond van een foto van een document de geregistreerde leeftijd van eiser aan te passen en het overdrachtsbesluit in te trekken. Verweerder is echter wel gehouden, gelet op het ingrijpende karakter van vrijheidsontneming en de omstandigheid dat eiser mogelijk minderjarig is, eiser in de gelegenheid te stellen de foto van zijn paspoort op zijn telefoon te tonen. Verweerder is ook gehouden, als eiser inderdaad een foto kan tonen van een op zijn naam gesteld paspoort, bij de Spaanse autoriteiten te verifiëren of dit een echt paspoort betreft. In beginsel is het aan de vreemdeling om zijn identiteit aannemelijk te maken. Eiser beschikte echter ten tijde van het gehoor niet over zijn telefoon omdat dit, neemt de rechtbank aan, bij de insluitingsfouillering is ingenomen. Indien de Spaanse autoriteiten daadwerkelijk het paspoort van eiser hebben ingenomen omdat eiser minderjarig is, kan eiser bezwaarlijk worden verweten dat hij dit paspoort niet toont bij de intake voor de Dublinprocedure, niet toont bij zijn strafrechtelijke aanhouding en vervolgens na strafrechtelijke heenzending niet toont aan de Avim. Indien verweerder inbreuk wil maken op het grondrecht op vrijheid door aan een vreemdeling de maatregel van bewaring op te leggen zal hij zorgvuldig moeten handelen. Daarvan is in het onderhavige geval onvoldoende gebleken. Dit is niet anders indien de vreemdeling, zoals eiser, strafrechtelijk wordt aangehouden en zijn gedragingen, wat genoegzaam blijkt uit de processen-verbaal van bevindingen, onacceptabel is en zelfs tot aangifte door de verbalisanten leidt. Ook is de omstandigheid dat eiser wisselend heeft verklaard geen reden om af te zien van de vereiste zorgvuldigheid in het bewaringstraject. Verweerder dient ondanks al deze omstandigheden grondig na te gaan of eiser in bewaring kan worden gesteld en of de gewenste Dublin-overdracht hiervoor de grondslag kan bieden. De rechtbank merkt hierbij op dat eiser vermoedelijk kampt met aanzienlijke psychische problematiek. Dit blijkt niet alleen uit de verklaringen van eiser en de omstandigheid dat hij zich in het DTC suïcidaal heeft geuit, maar blijkt ook uit de plaatsing in de observatiecel. Eiser is vanwege deze problematiek, naast de mogelijke minderjarigheid, kwetsbaar zodat ook hierom uiterste zorgvuldigheid moet worden betracht.
9. De rechtbank concludeert dat aan eiser in het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling nadere vragen hadden moeten worden gesteld over zijn verklaring dat hij een paspoort heeft en dat hij in de gelegenheid had moeten worden gesteld om een foto van zijn paspoort te tonen. Verweerder had vervolgens, indien eiser inderdaad een foto kon tonen van een op een paspoort gelijkend document op zijn naam, bij de Spaanse autoriteiten moeten verifiëren of eiser daadwerkelijk beschikt over een authentiek paspoort en daaruit daadwerkelijk blijkt dat eiser minderjarig is. Indien blijkt dat eiser minderjarig is had hij immers niet op de Dublin-grondslag in bewaring kunnen worden gesteld. Doordat verweerder dit niet actief heeft onderzocht en doordat de gestelde minderjarigheid en de gestelde eigendom van een paspoort evenmin zijn betrokken bij de motivering van de maatregel, is de maatregel van bewaring van aanvang af onrechtmatig. Dit betekent dat de rechtbank -ambtshalve- de onmiddellijke opheffing van de maatregel en de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser zal gelasten.
10. Het beroep is gegrond. Doordat eiser onrechtmatig is gedetineerd komt hij in aanmerking voor schadevergoeding. Eiser is op 21 maart 2021 gedetineerd en op 23 maart 2021 uitgeplaatst naar het DTC. De rechtbank kent voor elke dag onrechtmatig ondergane detentie op het politiebureau € 130,- toe en voor elke dag onrechtmatige ondergane detentie in het DTC een bedrag van € 100,- toe. De rechtbank wijst er hierbij op dat de bedragen die doorgaans geacht worden voldoende compensatie te bieden bij onrechtmatige detentie en worden toegekend voor zover de vreemdeling niet gemotiveerd verzoekt om toekenning van een hogere schadevergoeding, per 1 maart 2021 zijn verhoogd (Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken). Eiser heeft 3 dagen detentie op het politiebureau ondergaan en 7 dagen detentie in het DTC en maakt derhalve aanspraak op een bedrag van
11. De rechtbank zal ook een proceskostenveroordeling uitspreken waarbij de rechtbank zal aansluiten bij de standaardmatig toegekende bedragen en waardering van de proceshandelingen, zodat de rechtbank 2 punten zal toekennen met een waarde van € 534,- per punt.