Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[alias eiser] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd aan een eiser met de Chileense nationaliteit. Eiser verbleef in Nederland tijdens de vrije termijn van de Vreemdelingenwet, maar zijn identiteit en nationaliteit konden niet worden vastgesteld, wat leidde tot het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om een terugkeerbesluit en inreisverbod voor twee jaar op te leggen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij rechtmatig in Nederland verbleef en dat de gronden voor het terugkeerbesluit onterecht zijn. Tijdens de zitting op 5 november 2020 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder ook door een gemachtigde werd vertegenwoordigd.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris voldoende gronden had om te concluderen dat eiser niet rechtmatig in Nederland verbleef. Eiser had zijn paspoort niet bij zich ten tijde van zijn aanhouding, wat het vaststellen van zijn identiteit bemoeilijkte. De rechtbank oordeelt dat de verplichting om een identiteitsbewijs te tonen niet is nageleefd, en dat de gronden voor het terugkeerbesluit, zowel zwaar als licht, terecht zijn toegepast. Eiser's argument dat de verdenking van betrokkenheid bij een woninginbraak onvoldoende is om te spreken van een bedreiging voor de openbare orde, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris op basis van de feiten en omstandigheden op het moment van het besluit, het terugkeerbesluit en inreisverbod terecht heeft opgelegd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.