ECLI:NL:RBDHA:2021:3353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
NL21.3817
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 12 maart 2021, waarbij de maatregel van bewaring was opgelegd. Tevens werd het beroep aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. Op 16 maart 2021 heeft verweerder de maatregel van bewaring opgeheven en een nieuwe maatregel opgelegd. Verweerder heeft aangeboden om schadevergoeding te betalen aan eiser, maar eiser heeft besloten het beroep tegen de maatregel van bewaring te handhaven.

Tijdens de zitting op 23 maart 2021 is eiser via videoverbinding gehoord, met een tolk aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat eiser een schadevergoeding is aangeboden, maar dat hij nog steeds procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, omdat hij een uitspraak wenst over de onrechtmatigheid van de aanhouding die aan de maatregel van bewaring voorafging. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het belang van eiser enkel ligt in de beantwoording van een principiële rechtsvraag, wat volgens vaste rechtspraak onvoldoende is voor het aannemen van procesbelang. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.M.E. Kessels, in aanwezigheid van griffier mr. L.G.G.M. van Buggenum. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.3817

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 12 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 16 maart 2021 de maatregel van bewaring opgeheven en per diezelfde datum een nieuwe maatregel opgelegd. Bij brief van 19 maart 2021 heeft verweerder aan gemachtigde laten weten bereid te zijn tot het vergoeden van schade van eiser vanaf de datum van oplegging van de bewaring.
De gemachtigde van eiser heeft op 19 maart 2021 laten weten het beroep tegen de maatregel van bewaring toch te handhaven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021. De zaak is gelijktijdig behandeld met het beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring van 16 maart 2021 (zaaknummer NL21.3956).
Eiser is middels videoverbinding gehoord, waarbij als tolk aanwezig was de heer M. Iqachaura. Eiser is bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft van verweerder een schadevergoeding aangeboden gekregen, omdat is gebleken dat eiser op 12 maart 2021 ten onrechte op grond van artikel 59a, van de Vw 2000, in bewaring gesteld. Verweerder is bereid eiser een bedrag van € 520,- (4 x € 130,-) te vergoeden. Tevens is verweerder bereid de proceskosten tot een bedrag van € 534,- (1 punt) te vergoeden.
2. Eiser is het eens met het aangeboden bedrag aan schadevergoeding.
3. De rechtbank ziet zich daarom allereerst gesteld voor de vraag of eiser nog een rechtens te beschermen belang heeft bij de beoordeling van onderhavig beroep. Volgens eiser is dat belang er, omdat volgens hem aan de maatregel van bewaring een onrechtmatige strafrechtelijke aanhouding is voorafgegaan. Eiser wenst een uitspraak over de vraag of deze onrechtmatigheid maakt dat de bewaring tevens op die grond onrechtmatig was.
4. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hij (nog) procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Het belang dat eiser naar voren brengt is enkel gelegen in de beantwoording door de rechtbank van een principiële rechtsvraag. Dit is volgens vaste rechtspraak onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling nu verweerder al heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Kessels, rechter, in aanwezigheid van mr. L.G.G.M. van Buggenum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.