ECLI:NL:RBDHA:2021:3353
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 12 maart 2021, waarbij de maatregel van bewaring was opgelegd. Tevens werd het beroep aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. Op 16 maart 2021 heeft verweerder de maatregel van bewaring opgeheven en een nieuwe maatregel opgelegd. Verweerder heeft aangeboden om schadevergoeding te betalen aan eiser, maar eiser heeft besloten het beroep tegen de maatregel van bewaring te handhaven.
Tijdens de zitting op 23 maart 2021 is eiser via videoverbinding gehoord, met een tolk aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat eiser een schadevergoeding is aangeboden, maar dat hij nog steeds procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, omdat hij een uitspraak wenst over de onrechtmatigheid van de aanhouding die aan de maatregel van bewaring voorafging. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het belang van eiser enkel ligt in de beantwoording van een principiële rechtsvraag, wat volgens vaste rechtspraak onvoldoende is voor het aannemen van procesbelang. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.M.E. Kessels, in aanwezigheid van griffier mr. L.G.G.M. van Buggenum. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.