3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Op 3 juli 2020 heeft de moeder van de minderjarige [slachtoffer] bij de politie melding gemaakt van de vermissing van haar dochter, omdat zij niet thuis was gekomen uit school.Blijkens beschikkingen van de kinderrechter is [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2007, al geruime tijd onder toezicht gesteld en zijn zowel de moeder als de vader van [slachtoffer] belast met het ouderlijk gezag over [slachtoffer] .
Op 6 augustus 2020 is [slachtoffer] door de politie gehoord in een kindvriendelijke studio. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij twee dagen van huis is weggelopen en bij een meneer is geweest, die zij ‘die kale’ noemt. [slachtoffer] heeft hem ontmoet bij de trappen om 19.00 uur en hij vroeg of zij met hem meewilde naar huis. [slachtoffer] is toen met hem meegegaan. De verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens bij hem thuis geneukt, waarbij hij haar broek uitdeed, op haar ging liggen en zijn piemel in haar vagina deed. Ook heeft de verdachte haar gezoend. Om 22.00 uur is [slachtoffer] naar huis gegaan. Het neuken is in totaal vijf keer gebeurd, als laatste toen [slachtoffer] een hele nacht bij de verdachte was. De verdachte belde [slachtoffer] heel vaak en [slachtoffer] belde hem ook.
Uit onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] gebruik maakte van de telefoon van haar moeder, waarmee in de nachtelijke uren contact heeft plaatsgevonden op 3 juli 2020 met het telefoonnummer van de verdachte.
Onder de verdachte zijn vier mobiele telefoons en één laptop in beslag genomen.Naar deze gegevensdragers is onderzoek verricht.
Het telefoonnummer dat in gebruik was bij [slachtoffer] stond in de telefoon van de verdachte, een Samsung J8, en stond opgeslagen onder ‘lekker hapje’. De telefoon van de verdachte heeft in de periode van 19 juni 2020 tot 4 juli 2020 frequent contact gehad met het nummer dat bij [slachtoffer] in gebruik was en heeft in de periode 14 mei 2020 tot en met 25 mei 2020 frequent contact gehad met een telefoonnummer dat staat opgeslagen onder de naam ‘ [slachtoffer] ’. Zowel de inkomende als de uitkomende berichten bestonden uit series van emoticons, waaronder hartjes en smileys met kus. Vanaf de telefoon van de verdachte is meerdere keren de woorden ‘I love you’ verstuurd naar het telefoonnummer van [slachtoffer] .
Op een mobiele telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen zijn twee foto’s aangetroffen waarop te zien is dat [slachtoffer] en de verdachte elkaar op de mond zoenen.Het betreft hier zogenoemde “selfies” die door verdachte zijn gemaakt. Op voornoemde mobiele telefoons en laptop zijn daarnaast afbeeldingen aangetroffen, waarop seksuele gedragingen zichtbaar zijn waarbij personen betrokken zijn die de leeftijd van achttien jaar kennelijk nog niet hebben bereikt. Deze afbeeldingen zijn door gecertificeerde zedenrechercheurs beoordeeld, waarbij in totaal 26 foto’s als kinderpornografisch zijn aangemerkt. Alle aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen bleken niet benaderbaar voor de verdachte. Van deze 26 pornografische foto’s wordt op zeven foto’s [slachtoffer] herkend. De seksuele gedragingen die zichtbaar zijn op vijf van de foto’s waarop [slachtoffer] is herkend en op drie foto’s van onbekende personen, zijn door de zedenrechercheurs in de collectiescan beschreven zoals deze is opgenomen in de tenlastelegging. De afbeelding met bestandsnaam [bestandsnaam 1] is vermoedelijk afkomstig van een video van 1 juli 2020 die vanaf de telefoon van [slachtoffer] naar de verdachte is gestuurd. Hierop is te zien dat [slachtoffer] zichzelf vingert. Omtrent de andere kinderpornografische afbeeldingen van [slachtoffer] is geverbaliseerd dat deze met de mobiele telefoon van de verdachte in de woning van de verdachte zijn gemaakt. De kinderpornografische afbeeldingen waarop onbekende personen zichtbaar zijn (afbeeldingen met bestandsnamen [bestandsnaam 2] , [bestandsnaam 3] en [bestandsnaam 4] ) zijn aangemerkt als ‘deleted’.
In de woning van de verdachte is tijdens de doorzoeking een dichtgeknoopt condoom gevuld met een substantie aangetroffen, waarvan bemonsteringen zijn afgenomen.Deze bemonsteringen zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). In de bemonstering van de substantie is sperma aangetroffen, waarvan het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. In een bemonstering van de buitenzijde van het condoom is een DNA-mengprofiel aangetroffen dat overeenkomt met de DNA-profielen van de verdachte en [slachtoffer] . Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van vaginale cellen, menstruele secretie, bloed, speeksel en nasaal vocht van [slachtoffer] in de bemonstering.
De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft ontmoet toen zij in een portiek op een trap aan het huilen was. Toen de verdachte later die avond thuis kwam, belde [slachtoffer] aan bij zijn woning, ze vroeg of ze naar de wc mocht. Ze zei dat ze hem gevolgd was naar huis. De verdachte zag dat zij vieze kleding en kapotte schoenen droeg. Hij heeft [slachtoffer] toen binnengelaten en [slachtoffer] is een kwartier bij hem binnen geweest. Hij gaf [slachtoffer] zijn telefoonnummer. Hij heeft [slachtoffer] toen ook kleding gegeven die hij in zijn huis had liggen voor een nichtje. De foto’s in het dossier waarop zij samen te zien zijn, zijn foto’s die gemaakt zijn nadat hij haar die kleding heeft gegeven. Twee dagen daarna stond [slachtoffer] weer voor de deur, ze was aan het huilen en trillen. De verdachte lag te slapen. [slachtoffer] belde aan en zei dat hij haar moest helpen. Toen heeft hij haar binnengelaten. In de nacht van 3 juli 2020 stond [slachtoffer] weer voor de deur en toen heeft hij haar weer binnen gelaten. Zij is toen de hele nacht gebleven. [slachtoffer] zei dat zij bij haar ouders woonde en dat haar vader dronken en boos was. [slachtoffer] zei dat zij 17 jaar oud was. De verdachte heeft bij hem thuis met zijn telefoon foto’s van de borsten van [slachtoffer] gemaakt, terwijl zij in haar onderbroek lag. [slachtoffer] is in totaal drie keer bij hem thuis is geweest. Hij heeft ook veel contact met haar over de telefoon gehad waarbij hij ook emoticons van kusjes en hartjes stuurde.
Juridisch kader bewijs in zedenzaken
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (gestelde) seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Wanneer de verdachte de seksuele handelingen dan ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaring van de aangever – als getuige – als wettig bewijs beschikbaar is. De verklaring van één getuige zonder dat verder steunbewijs voorhanden is, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat hiervoor niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging dient te vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken, moet de rechter dan bovendien ook de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Over het onder 1 ten laste gelegde feit heeft alleen de minderjarige [slachtoffer] verklaard dat de verdachte ontuchtige handelingen bij haar heeft gepleegd.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] inconsistenties bevat, weinig specifiek is en niet zonder meer betrouwbaar is.
De rechtbank zal eerst toetsen of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar kan worden geacht. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijs.
Bewijsoverwegingen feiten 1 en 2
Betrouwbaarheid verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank gaat voor het bewijs van het tenlastegelegde dan ook van deze verklaring uit. Daarvoor is het volgende van belang.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier naar voren komt dat [slachtoffer] een cognitieve en emotionele ontwikkelingsachterstand heeft en hierom extra behoedzaamheid geboden is bij de beoordeling van haar verklaring.
[slachtoffer] heeft bij de politie in een kindvriendelijke studio op 6 augustus 2020 verklaard over de seksuele handelingen met de verdachte. Zij heeft verteld waar deze handelingen uit bestonden, op welke manier deze plaatsvonden en hoe vaak deze plaatsvonden. [slachtoffer] verklaart weliswaar niet heel gedetailleerd over de seksuele handelingen en is af en toe warrig in haar verklaring over de ontmoetingen met de verdachte, maar dat is niet onbegrijpelijk gelet op de verstandelijke vermogens van dit kwetsbare meisje. Voor zover in de verklaring van [slachtoffer] inconsequenties dan wel onduidelijkheden voorkomen, betreffen deze overigens ook niet de kern van de verklaring omtrent de seksuele handelingen en is geen sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat deze de betrouwbaarheid van de (kern van de) verklaring van [slachtoffer] op het punt van de door haar herhaaldelijk beschreven seksuele handelingen aantasten. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat uit het dossier geenszins aanwijzingen volgen waaruit zou blijken dat [slachtoffer] er enig belang bij had haar verklaring over de verdachte te verzinnen. De omstandigheid dat [slachtoffer] , zoals door de verdediging naar voren gebracht, wisselend heeft verklaard over wie bij het eerste contact een broodje voor haar kocht en of ze dit at voor of na de ontmoeting met de verdachte, over dat zij van haar vader betaalde seks moest hebben met mannen en niet kan aangeven of het ochtend of avond was toen zij wegging bij de verdachte, leidt niet tot een ander oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] omtrent de ontuchtige handelingen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de traumatische voorgeschiedenis van [slachtoffer] als zodanig geen reden is om de verklaring van [slachtoffer] als onbetrouwbaar aan te merken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er voldoende steunbewijs is voor haar verklaring dat de verdachte en de minderjarige [slachtoffer] hebben gezoend en vijf keer seks hebben gehad. Naar oordeel van de rechtbank is er voldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Allereerst vindt de verklaring van [slachtoffer] bevestiging in de verklaring van de verdachte zelf, namelijk dat [slachtoffer] drie keer bij hem thuis is geweest en de nacht van 3 juli 2020 bij hem heeft doorgebracht. De verdachte en [slachtoffer] verklaren verder hetzelfde over de wijze waarop zij elkaar hebben ontmoet, te weten in het portiek bij de trappen. De verdachte heeft verder verklaard dat hij wist dat [slachtoffer] minderjarig was.
Daarnaast duiden meerdere objectieve bewijsmiddelen erop dat het contact tussen de verdachte en [slachtoffer] een seksuele connotatie had: de verdachte heeft foto’s van [slachtoffer] gemaakt die als kinderpornografisch worden aangemerkt, de verdachte heeft frequent telefonisch contact gehad met [slachtoffer] waarbij hartjes en kusje over en weer werden gestuurd. [slachtoffer] heeft een filmpje naar de verdachte verstuurd waarin zij zichzelf vingert, de verdachte heeft het nummer van [slachtoffer] in zijn telefoon onder de benaming ‘lekker hapje’ opgeslagen en de verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar op de mond gezoend, waarvan door de verdachte twee foto’s zijn gemaakt. Daarnaast duidt naar het oordeel van de rechtbank ook het aangetroffen DNA van [slachtoffer] op de buitenkant van een condoom, waarin sperma van de verdachte is aangetroffen en waarvoor verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven, op grensoverschrijdend seksueel gedrag van de verdachte jegens [slachtoffer] . Dat er geen uitspraak kan worden gedaan over de aard van het celmateriaal waarvan het DNA is gekoppeld aan [slachtoffer] , maakt dit niet anders. Dit alles, in onderling verband en samenhang bezien, vormt voor de rechtbank voldoende steunbewijs om buiten redelijke twijfel aan te nemen dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden zoals door [slachtoffer] is verklaard.
Conclusie ten aanzien van ontucht (feit 1)
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig én overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte met [slachtoffer] ontuchtige handelingen heeft verricht, waarbij de verdachte vijf keer seks met [slachtoffer] heeft gehad en [slachtoffer] op de mond heeft gezoend, zoals onder het primaire feit ten laste is gelegd. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onderdeel tongzoenen, nu [slachtoffer] hier niet over heeft verklaard en dit ook overigens niet uit het dossier volgt.
Ten aanzien van de periode overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van contact tussen [slachtoffer] en de verdachte vóór 14 mei 2020. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat daarmee onvoldoende aanwijzingen bestaan dat de verdachte voor deze datum ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] .
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte in de periode van 14 mei 2020 tot en met 4 juli 2020, respectievelijk de start- en einddatum van het telefonische contact tussen de verdachte en [slachtoffer] , het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Onttrekking aan het gezag (feit 2)
De rechtbank overweegt allereerst dat voor een bewezenverklaring van het onttrekken aan het gezag in het geval de minderjarige zelf is weggelopen, niet van belang is of degene die de minderjarige opvangt het initiatief heeft genomen tot of heeft bijgedragen aan de besluitvorming van de minderjarige om weg te lopen. Het is in die situatie wel vereist dat verdachte een beslissende invloed heeft gehad op de (voortdurende) scheiding tussen de minderjarige en degene die het gezag uitoefent.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de onttrekking van [slachtoffer] aan het wettig gezag, nu [slachtoffer] zelf van huis en van school is weggelopen en uit eigen beweging bij de verdachte is verbleven. Daarnaast was de verdachte in de veronderstelling dat [slachtoffer] bijna 18 jaar was.
De rechtbank stelt vast dat de ouders en een voogd het gezag over [slachtoffer] , die in de ten laste gelegde periode 13 jaar is geworden, uitoefenden in de ten laste gelegde periode. Onder de bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 is door de rechtbank overwogen dat [slachtoffer] in de periode van 14 mei 2020 tot en met 4 juli 2020 ten minste drie keer bij de verdachte thuis is geweest, waaronder in de hele nacht van 3 juli 2020. De verdachte heeft vervolgens misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassen man tegenover een 13-jarig meisje had, en van haar kwetsbaarheid die niet alleen uit haar leeftijd volgt, maar ook uit de opmerkingen die zij tegen de verdachte maakte over haar problematische en onveilige thuissituatie. Dat laatste alleen al maakt dat verdachte, die heeft verklaard dat hij wist dat zij minderjarig was, zich moet hebben gerealiseerd dat hij [slachtoffer] , door haar meerdere malen bij hem te laten verblijven, onttrok aan het ouderlijk gezag. Het standpunt van de verdediging dat [slachtoffer] vrijwillig naar de verdachte is toegegaan, doet hier, gelet op haar minderjarigheid en de wetenschap van de verdachte daarvan en van de thuissituatie van [slachtoffer] , niet aan af. Bovendien had de verdachte naar aanleiding van de berichten die [slachtoffer] naar de verdachte stuurde, uitsluitend bestaande uit emoticons, zich tevens bewust kunnen en derhalve moeten zijn van haar kinderlijke gedrag dat niet past bij een ontwikkeld meisje van 17 jaar, maar een veel jonger meisje zoals [slachtoffer] daadwerkelijk is. Door [slachtoffer] onder bovengenoemde omstandigheden meermalen in zijn woning te laten verblijven zonder contact op te nemen met de ouders of politie, heeft de verdachte [slachtoffer] geholpen bij het weglopen en het wegblijven van haar ouders en hiermee een beslissende invloed gehad op de voortdurende scheiding tussen de minderjarige [slachtoffer] en haar ouders en voogd.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de minderjarige [slachtoffer] opzettelijk heeft onttrokken aan het wettig gezag door haar in de periode van 14 mei 2020 tot en met 4 juli 2020 meermalen in zijn woning te laten verblijven.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op het in het bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. Niet valt uit te sluiten dat hij de afbeeldingen per ongeluk heeft verkregen door het downloaden van geoorloofd materiaal. De verdachte heeft de afbeeldingen immers gewist en had daardoor geen beschikkingsmacht over de afbeeldingen.
De rechtbank overweegt dat op de telefoons en de laptop van de verdachte zeven kinderpornografische afbeeldingen van [slachtoffer] zijn aangetroffen. Vijf van die kinderpornografische afbeeldingen zijn opgenomen in de tenlastelegging. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de foto’s van [slachtoffer] heeft gemaakt waarop zij gedeeltelijk naakt te zien is.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan voor zover dit bestaat uit het vervaardigen van vier afbeeldingen van [slachtoffer] (bestandsnamen [bestandsnaam 5] , [bestandsnaam 6] , [bestandsnaam 7] en [bestandsnaam 8] ). Met betrekking tot de afbeelding met bestandsnaam [bestandsnaam 1] overweegt de rechtbank dat aannemelijk is geworden dat deze afkomstig is van een filmpje dat door [slachtoffer] naar de verdachte is verzonden. Daarmee betreft deze afbeelding dus niet een foto die door de verdachte is gemaakt, maar wel een kinderpornografische afbeelding die door hem is ontvangen. De verdachte heeft dientengevolge deze afbeelding in zijn bezit gehad en dit onderdeel van de tenlastelegging is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak feit 3
De afbeeldingen met bestandsnamen [bestandsnaam 2] , [bestandsnaam 3] en [bestandsnaam 4] waarop [slachtoffer] niet wordt herkend, zijn aangemerkt als ‘deleted’ en waren niet voor de verdachte te benaderen. Volgens vaste jurisprudentie kan ten aanzien van bestanden met kinderporno die zijn aangemerkt als ‘deleted’ en die zonder speciale software niet meer te benaderen waren, niet het bezit in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht worden aangenomen. Niet is gebleken dat de verdachte beschikte over speciale software waarmee deze bestanden alsnog bekeken konden worden. Het voorgaande brengt mee dat de verdachte ten tijde van de inbeslagname van de gegevensdrager niet in het bezit was van deze bestanden. Of de verdachte op enig (eerder) moment hierover de beschikkingsmacht heeft gehad, kan niet worden vastgesteld op grond van het dossier. Bij de bestanden is een ‘file created date’ vermeld, maar er wordt daarin niet beschreven wanneer deze bestanden op de gegevensdrager terecht zijn gekomen en wanneer en op welke wijze deze zijn verwijderd. Daarmee kan niet worden vastgesteld of de verdachte een actieve handeling heeft verricht om deze afbeeldingen te verwijderen en kan dus niet worden uitgesloten dat de verdachte de betreffende bestanden onmiddellijk na binnenkomst als ongewenst heeft verwijderd. Dit leidt tot de conclusie dat, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, niet bewezen kan worden dat de verdachte de afbeeldingen met bestandsnamen [bestandsnaam 2] , [bestandsnaam 3] en [bestandsnaam 4] in zijn bezit heeft gehad. De verdachte zal van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, voorts niet bewezen dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het vervaardigen en bezit van kinderporno, nu het maken en bezit van in totaal vier respectievelijk één kinderpornografische afbeelding(en) daarvoor in tijd en omvang te beperkt is.
De rechtbank zal voor feit 4 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezenverklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de verdediging geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 januari 2021;
- het proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2020, blz. 85-87.
- het proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2020, blz. 222 en 223.