ECLI:NL:RBDHA:2021:3535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
C/09/609092 / JE RK 21-608
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Loenhoud
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met instemming van de ouders

Op 23 maart 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2005, naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 10 maart 2021 was ingediend. Het verzoek, ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer, strekte tot machtiging om [minderjarige] op te nemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor een periode van zes maanden. De ouders van [minderjarige] hebben ingestemd met dit verzoek, hoewel zij het een moeilijke beslissing vonden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die zich niet aan de afspraken houdt, spijbelt van school, en betrokken is bij het gebruik en de verkoop van drugs. Tijdens de zitting heeft [minderjarige] verweer gevoerd tegen de gesloten machtiging, maar de kinderrechter oordeelde dat de instemming van de ouders en de ernst van de situatie de machtiging rechtvaardigen. De kinderrechter heeft de machtiging verleend van 23 maart 2021 tot 23 september 2021, met als doel [minderjarige] te helpen bij zijn gedragsproblemen en hem de nodige hulp te bieden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/609092 / JE RK 21-608
Datum uitspraak: 23 maart 2021

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

in de zaak naar aanleiding van het op 10 maart 2021 ingekomen verzoekschrift van:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer, hierna te noemen: het college,

betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. W.J. Vroegindeweij, te Katwijk.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats]

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
samenwonende met de vader.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlage(n);
  • de instemmingsverklaring d.d. 10 maart 2021 van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Op 23 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordigers van de gemeente] namens het college;
  • [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
  • de ouders.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij Stichting Jeugdformaat.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van zes maanden.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Er zijn zorgen over [minderjarige] , omdat hij binnen korte tijd ernstig is afgegleden. De afgelopen periode zijn de agressie en gedragsproblemen van [minderjarige] verergerd en kan hij zichzelf moeilijk in bedwang houden. Hij loopt weg en geeft geen openheid van zaken over waar hij is geweest. [minderjarige] is zelfbepalend, accepteert nauwelijks tot geen gezag en houdt zich niet aan de afspraken. Hij spijbelt veel van school, gebruikt softdrugs en verkoopt sigaretten en drugs. Ook zijn er zorgen over de vrienden van [minderjarige] . Ondanks meerdere waarschuwingen bij Jeugdformaat lukt het [minderjarige] niet om zich aan de afspraken te houden, waardoor hij niet langer binnen een open setting kan verblijven. Een gesloten plaatsing is noodzakelijk, zodat [minderjarige] zich niet meer aan de hulpverlening kan onttrekken en er een psychologisch onderzoek kan worden gedaan naar de kern van zijn gedragsproblemen.
[minderjarige] heeft, mede bij monde van zijn advocaat, verweer gevoerd. [minderjarige] heeft verklaard dat hij het niet eens is met de gesloten machtiging en dat er veel onjuistheden staan vermeld in het verzoek. Hij heeft geen verslaving en verkoopt geen drugs en sigaretten. Ook heeft hij geen contact met een veroordeelde en maakt hij geen deel uit van het criminele circuit. Volgens [minderjarige] gaan school en sport goed en hij vindt een gesloten plaatsing overdreven. [minderjarige] wil het liefst naar een pleeggezin en daar hulpverlening krijgen.
De ouders hebben ingestemd met het verzochte. Ze hebben verklaard dat ze het een moeilijke beslissing vinden, maar dat een gesloten plaatsing nodig is voor [minderjarige] om weer op het goede pad te komen. De ouders maken zich zorgen over de veiligheid van [minderjarige] en zijn sociale contacten. Hij is de afgelopen periode snel afgegleden en wil niet meewerken aan de hulpverlening. [minderjarige] is een slimme en sociale jongen, maar het lukt hem op dit moment niet om de juiste keuzes te maken. De ouders hopen dat [minderjarige] zich de komende tijd positief kan gaan ontwikkelen en uiteindelijk weer terug kan keren naar huis.

Beoordeling

De kinderrechter overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het verzoek tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp de instemming heeft van de gezaghebbende ouders. Daarmee is voldaan aan alle vereisten in artikel 6.1.2 van de Jeugdwet.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er sprake is van agressie-regulatieproblematiek bij [minderjarige] . Hij kan zichzelf moeilijk in bedwang houden, is zelfbepalend en houdt zich niet aan de gemaakte afspraken. De afgelopen periode is hij meerdere malen weggelopen en vertelt hij niet waar hij dan verblijft. Ook verzuimt [minderjarige] veel van school en gebruikt hij softdrugs. Er zijn zorgen over de sociale contacten van [minderjarige] en er zijn concrete aanwijzingen dat hij zich met criminele activiteiten bezighoudt. [minderjarige] heeft een negatieve houding tegenover de ouders en de hulpverlening en onttrekt zich aan het gezag. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het verblijf binnen een open setting niet langer passend is en dat [minderjarige] baat heeft bij de rust, stabiliteit en structuur van het gesloten kader. Het is van belang dat [minderjarige] uit zijn negatieve omgeving wordt gehaald en zich weer positief kan gaan ontwikkelen. De kinderrechter zal de machtiging daarom toewijzen. De komende periode moet er onderzoek worden gedaan naar de gedragsproblemen van [minderjarige] , zodat hij passende behandeling kan krijgen. Gelet op de duur van dit traject acht de kinderrechter de verzochte periode van zes maanden geboden.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet, van 23 maart 2021 tot 23 september 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021 door mr. M. van Loenhoud, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 april 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.