ECLI:NL:RBDHA:2021:3537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
C/09/606927 / FA RK 21-766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Loenhoud
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag en aanhouding van verzoek tot benoeming van voogd in jeugdzorgzaak

Op 23 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het gezag van de ouders over een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 1 februari 2021 een verzoek ingediend om het gezag van de ouders te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te benoemen tot voogd. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder het verzoekschrift en verweerschriften van de ouders. Tijdens de zitting op 23 maart 2021 heeft de vader telefonisch deelgenomen, terwijl de moeder en hun advocaten aanwezig waren.

De rechtbank constateert dat er een ontwikkelingsbedreiging is voor [minderjarige], die momenteel verblijft op een zorgboerderij. De ouders zijn niet in staat om aan de behoeften van [minderjarige] te voldoen, en er is sprake van een moeizame samenwerking met de hulpverlening. De moeder en vader hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad, waarbij zij hun betrokkenheid en zorg voor [minderjarige] benadrukken. De rechtbank heeft echter vragen over het perspectief van [minderjarige] en de redenen voor de beëindiging van het gezag van de ouders.

De rechtbank heeft besloten de behandeling van het verzoek aan te houden en verzoekt de Raad en de gecertificeerde instelling om schriftelijk te antwoorden op specifieke vragen over het perspectief van [minderjarige] en de redenen voor de beëindiging van het gezag. De zitting is gepland op 20 april 2021, waar de betrokken partijen opnieuw zullen worden opgeroepen om hun standpunten te verduidelijken.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: FA RK 21-766 / C/09/606927
Datum uitspraak: 23 maart 2021
Beschikking van de Enkelvoudige Kamer
Beëindiging gezag; aanhouding
in de zaak naar aanleiding van het op 1 februari 2021 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
-
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats]
hierna ook te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

de vader,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. J.T. Eekhof-van Loenen, te Den Haag,

[de vrouw]de moeder,wonende op een bij de rechtbank bekend adres,advocaat: mr. G.D. Haytink, te Den Haag.

de gecertificeerde instelling:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
de beoogd voogd.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het Raadsrapport d.d. 26 januari 2021;
  • het verweerschrift d.d. 18 maart 2021 van de zijde van de moeder;
  • het verweerschrift d.d. 19 maart 2021 van de zijde van de vader;
  • het aanvullend verweerschrift d.d. 23 maart 2021 van de zijde van de vader.
Op 23 maart 2021 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de advocaat van de vader.
De vader heeft telefonisch deelgenomen aan de zitting.

Feiten

  • De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • De kinderrechter heeft bij beschikking d.d. 30 juni 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 2 juli 2020 tot 2 juli 2021, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk op de zorgboerderij ‘ [verblijfplaats] ’.

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt het gezag van de ouders over [minderjarige] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over [minderjarige] .
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] . Er is in het verleden al veel hulpverlening ingezet in het gezin, maar de zorgen zijn niet afgenomen. Het is van belang dat [minderjarige] de behandeling gaat krijgen die hij nodig heeft. De ouders praten nog steeds erg negatief over elkaar en de samenwerking met de hulpverlening verloopt moeizaam. De ouders zijn niet in staat om aan te sluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft en belasten hem met volwassenproblematiek. Hierdoor lijkt [minderjarige] klem te zitten tussen de visie van de vader, de moeder en wat de hulpverlening voor hem noodzakelijk acht. De aanvaardbare termijn is verstreken en er moet duidelijkheid komen voor [minderjarige] over zijn perspectief. [minderjarige] zal niet meer bij een van de ouders worden geplaatst en de ouders zullen een rol op afstand hebben in het leven van [minderjarige] .
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. De problematiek van [minderjarige] is dermate ernstig dat de pleegouders het niet langer aankonden, waardoor [minderjarige] nu al geruime tijd op de zorgboerderij verblijft. De zorgboerderij is een perspectiefbiedende plek voor [minderjarige] . Hij doet het daar goed en is inmiddels gestart met PMT om zijn emotie- en agressieregulatie problematiek in goede banen te leiden. [minderjarige] zal mogelijk worden aangemeld bij de GGZ om diagnostisch onderzoek af te nemen. Hij heeft trauma’s opgelopen door de vele uithuisplaatsingen en heeft hier behandeling voor nodig. Er is veel wrijving tussen de ouders en de jeugdbeschermer en het duurt vaak lang voordat de jeugdbeschermer toestemming krijgt van de ouders voor behandeling.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd. De moeder heeft benadrukt dat er veel onjuistheden staan in het verzoek. De moeder geeft wel degelijk toestemming voor de behandelingen van [minderjarige] . De moeder heeft een nauwe band met [minderjarige] en heeft wekelijks contact met hem. Ze is een belangrijk hechtingsfiguur voor [minderjarige] en handelt in zijn belang. Het is niet in het belang van [minderjarige] om het gezag van de moeder te beëindigen en de moeder verzoekt daarom de gezagsbeëindiging van de moeder af te wijzen.
De vader heeft, mede bij monde van zijn advocaat, verweer gevoerd. Het is onduidelijk wie het perspectief van [minderjarige] heeft bepaald en hoe dit besluit tot stand is gekomen. De ouders verlenen toestemming voor behandeling, maar willen eerst informatie krijgen voordat ze toestemming geven. De ouders vragen beide al lange tijd om diagnostisch onderzoek, maar er is de afgelopen periode weinig gebeurd. De vader verzoekt daarom primair om de gezagsbeëindiging van de vader af te wijzen en subsidiair om een deskundige aan te wijzen om te onderzoeken wat in het belang van [minderjarige] is en meer subsidiair om, in het geval de gezagsbeëindiging wordt uitgesproken, een andere hulpverlenende organisatie aan te wijzen als voogd.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank constateert dat uit de stukken van de Raad en de gecertificeerde instelling niet duidelijk naar voren komt wat het perspectiefbesluit van [minderjarige] is en hoe deze tot stand is gekomen. De rechtbank zal de behandeling van het verzoek daarom aanhouden en verzoekt de Raad en de gecertificeerde instelling de volgende vragen schriftelijk te beantwoorden en te versturen voor de nader te bepalen zitting:
  • Waarom ligt het perspectief van [minderjarige] niet meer bij de ouders?
  • Waar ligt het perspectief van [minderjarige] dan wel?
  • Wie heeft het perspectiefbesluit genomen en wanneer?
  • Wat zijn de redenen om het gezag van de ouders te beëindigen, waarom kan het gezag niet in stand blijven?

Beslissing

De rechtbank:
houdt de behandeling van het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders over [minderjarige] en benoeming van de gecertificeerde instelling tot voogd over [minderjarige] aan
tot de zitting van mr. M. van Loenhoud op 20 april 2021 om 10:45 uur;
verzoekt de Raad en de gecertificeerde instelling uiterlijk voor de zitting van 20 april 2021 een schriftelijke uitwerking te versturen over de voornoemde vragen van de kinderrechter;
gelast de griffier om tegen voormelde zitting op te roepen:
  • de Raad voor de Kinderbescherming;
  • de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
  • de vader;
  • de advocaat van de vader, mr. J.T. Eekhof-van Loenen;
  • de moeder;
  • de advocaat van de moeder, mr. G.D. Haytink.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021 door mr. M. van Loenhoud, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 april 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.