Uitspraak
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op [datum huwelijk] 2019 ingekomen verzoek van:
[X] ,
[Y] ,
Procedure
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de man, ingekomen op
- het bericht van 4 maart 2020 met aanvullend zelfstandig verzoekschrift en bijlagen van de man;
- het verweerschrift op de zelfstandige verzoeken, alsmede aanvullend verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 13 maart 2020;
- het bericht van 1 februari 2021, tevens aanvullend zelfstandig verzoekschrift met bijlagen, van de man.
Feiten
- Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum huwelijk] 1992 te [plaats huwelijk] .
- Zij zijn de ouders van de volgende kinderen:
- de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2001 te [geboorteplaats] ;
- de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2002 te [geboorteplaats] ;
- de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 3] 2004 te [geboorteplaats] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] uit.
- [voornaam minderjarige] verblijft bij de man.
- Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, die zij op [datum] 1992 hebben opgesteld.
- Door het kantongerecht te [plaats 2] , Suriname, is op [datum beschikking 1] 2016 – voor zover hier van belang – de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen bevolen. Door het Hof van Justitie van Suriname is op [datum beschikking 2] 2018 het voornoemd vonnis van [datum beschikking 1] 2016 bekrachtigd. De echtscheidingsbeschikking is niet binnen de daarvoor gestelde termijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Suriname. Partijen zijn daarom nog steeds met elkaar gehuwd.
Verzoek en verweer
primairbepaling dat de (wijze) van afwikkeling van de tussen partijen geldende huwelijksvoorwaarden en de afwikkeling van de beperkte gemeenschap(pen) dient te geschieden (op de wijze) zoals is opgenomen in de randnummers 8.2 tot en met 8.5 van het aanvullend verzoekschrift van 21 augustus 2019;
indien de rechtbank oordeelt dat het registergoed in [plaats 2] tussen partijen een beperkte gemeenschap vormt, dient dit te worden verdeeld, aldus dat het kan worden toebedeeld aan de man tegen betaling aan de vrouw van de helft van de marktwaarde, te bepalen door een onafhankelijke makelaar/taxateur;
te bepalen dat, indien het de man binnen drie maanden na de datum van de beschikking niet is gelukt om de woning over te nemen en de vrouw uit te kopen, de woning alsdan zal dienen te worden verkocht en waarbij de opbrengst tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld;
- de behandeling van de verzoeken aan te houden voor een periode van twee maanden omdat er eerst ouderlijke afspraken dienen te worden gemaakt over [voornaam minderjarige] en de echtscheiding uit te spreken
- te bepalen dat de (wijze) van afwikkeling van de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden dient te geschieden (op de wijze) zoals is opgenomen onder de punten 1 tot en met 5 van het bericht van 1 februari 2021 van de man.
Beoordeling
Tussen de echtgenoten zal slechts bestaan een gemeenschap van inboedel in de zin van artikel 5 Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, echter met uitzondering van:
€ 150.000 heeft overgemaakt op 21 april 2006 aan de verkoper “ [verkoper] ” van de [adres] onder vermelding van “aanbetaling [adres] ”. De vrouw heeft erkend dat deze rekening de privérekening van de man betreft. De vrouw heeft niet betwist dat de man destijds privévermogen had van circa twee tot drie ton. Met dit bankafschrift heeft de man naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam aangetoond dat hij een deel van de aankoop (€ 150.000) heeft gefinancierd met vermogen afkomstig van zijn privérekening. Nu gesteld noch gebleken is dat de man niet gerechtigd zou zijn tot dit saldo van zijn privérekening, is de rechtbank van oordeel dat de man een vergoedingsrecht heeft op de eenvoudige gemeenschap. Volledigheidshalve voegt de rechtbank hieraan toe dat de vrouw niet specifiek heeft gesteld en ook geen stukken heeft overgelegd waaruit volgt dat zij geld heeft overgemaakt naar deze privérekening van de man, of dat van haar (bedrijfs)rekening geld is overgemaakt, waarmee de man vervolgens de [adres] heeft gefinancierd.
€ 5.000,- en het restant van de aankoop van € 32.500,- uit zijn privévermogen heeft voldaan. De betalingsbewijzen daarvan ontbreken. De man heeft naar het oordeel van de rechtbank met het door hem overlegde overzicht en bijlagen onvoldoende aangetoond dat hij de aanschaf voor het overige volledig heeft gefinancierd vanuit zijn eigen vermogen. De post die de man heeft opgevoerd in verband met aankoop auto’s à € 37.000 kan zijn stelling dat hij privévermogen heeft geïnvesteerd in de [adres] niet dragen. De bonnetjes, die door de man zijn ingebracht over de periode [datum beschikking 1] 2006 tot en met 4 november 2009, zien op de kosten van de verbouwing. Deze stukken tonen enkel aan dat er geld is geïnvesteerd in de verbouwing van de woning, maar niet dat deze betalingen ook daadwerkelijk zijn voldaan uit het privévermogen van de man.
moetzijn gefinancierd is onvoldoende. Daar komt nog bij dat de man ter zitting onbetwist heeft gesteld dat de vrouw met haar privévermogen een deel van de inboedel van de [adres] heeft betaald, dat zij een productiebedrijf met zeventien personen in dienst heeft opgericht in Suriname, welk bedrijf niets heeft opgeleverd, en nog een film heeft geproduceerd, hetgeen $ 120.000 heeft gekost. Ook staat tussen partijen vast dat zij in ieder geval het eerste jaar in Suriname een sabbatical hebben gehouden en toen (met het gezin) van het vermogen van de vrouw hebben geleefd. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw met de overgelegde producties geenszins heeft aangetoond dat zij inderdaad met haar privévermogen in de [adres] heeft geïnvesteerd. De vrouw heeft op geen enkele wijze inzage verschaft in hetgeen namens haar van haar privérekeningen is overgemaakt en/of is betaald ten behoeve van de [adres] . Er is eenvoudigweg geen link met de [adres] te leggen. De rechtbank wijst de verzoeken van de vrouw daarom af.
mogelijkheeft verkocht is daartoe onvoldoende. Zij heeft bovendien haar stellingen na betwisting door de man op geen enkele wijze onderbouwd met stukken.