Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 november 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 26 augustus 2020, waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- het proces-verbaal van de op 10 februari 2021 gehouden mondelinge behandeling.
2.De feiten
- Partij [gedaagde] zal binnen twee weken na heden aan [de bestuurder] , bestuurder van de VvE, de volgende stukken afgeven:
- inkooporders over 2009 t/m 2014;
- verkooporders over 2009 t/m 2016 (…);
- btw-administratie over 2009 t/m 2016;
- afrekeningen energiekosten, voorzien van een onderbouwing van de kosten en de meterstanden over de periode 2009 t/m 2016;
- bankafschriften over 2009 t/m 2016;
- specificatie van het debiteurensaldo 1 januari 2009;
- herziene jaarrekening over 2014.
Mocht [gedaagde] na afloop van de voornoemde termijn met de afgifte van de stukken in gebreke zijn, dan verbeurt [gedaagde] een dwangsom van € 250,-- per dag met een maximum van € 10.000,--
Partij [gedaagde] betaalt aan partij VvE een bedrag van € 3.000,-- (betreffende de financiële administratie 2015/2016) in drie maandelijkse termijnen van € 1.000,-- met ingang van 1 februari 2018.
Partijen dragen ieder de eigen kosten.
De procedure eindigt door deze vaststellingsovereenkomst.