ECLI:NL:RBDHA:2021:3742
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.T.W. van Ravenstein
- M. Nijhuis
- Rechtspraak.nl
Wijziging van de machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1930, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging die op 16 november 2020 was afgegeven, omdat de bestaande vormen van verplichte zorg niet langer volstonden. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek via Skype gehouden, vanwege de geldende coronamaatregelen.
Tijdens de zitting heeft de betrokkene zijn verzet tegen de zorg geuit, wat voortkomt uit zijn psychische aandoeningen. De advocaat van de betrokkene heeft betoogd dat de wetgever mogelijk niet had voorzien in situaties zoals deze, waarin basale zorg noodzakelijk is. De behandelende arts heeft aangegeven dat de betrokkene zich verzet tegen zorg, wat leidt tot ernstige gezondheidsrisico's, zoals doorligwonden en uitdroging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een (dreigende) noodsituatie, waardoor de bestaande zorgmachtiging niet voldeed. De rechtbank heeft besloten de zorgmachtiging te wijzigen, zodat de zorgverantwoordelijke de noodzakelijke medische controles en andere zorgmaatregelen kan uitvoeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde wijziging van de zorgmachtiging voldoet aan de criteria van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en heeft het verzoek toegewezen voor de duur van de zorgmachtiging, tot en met 16 mei 2021.