ECLI:NL:RBDHA:2021:3762

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
20_2669
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die in staat van faillissement is verklaard, en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand ingediend, welke door verweerder was afgewezen. Verweerder stelde dat eiser geen advocaat nodig had voor de kwestie die hij wilde aanvechten, omdat hij zelf in staat zou zijn om zijn belangen te behartigen. Eiser was van mening dat hij de hulp van een advocaat nodig had om zich tegen de curator te verweren en dat verweerder het bestreden besluit niet goed had gemotiveerd.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat zijn zaak feitelijk of juridisch complex was en dat hij een advocaat nodig had. De rechtbank wees erop dat eiser eerder zelfstandig de rechter-commissaris had benaderd en dat hij zich opnieuw tot deze rechter kon wenden zonder dat daar een advocaat voor nodig was. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag voor een toevoeging was afgewezen en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde. Eiser werd in het ongelijk gesteld en de rechtbank oordeelde dat verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2669

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. Wijnstra).

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag voor een toevoeging aan eiser afgewezen.
Bij besluit van 13 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 7 april 2021 via een Skypeverbinding. Eiser was zonder bericht van verhindering afwezig. [1] Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is op 17 november 2015 in staat van faillissement verklaard. Volgens hem duurt de afwikkeling hiervan te lang. Eiser wil al dan niet met een gerechtelijke procedure bereiken dat de curator het faillissement beëindigt. Hiervoor heeft hij een advocaat ingeschakeld. De advocaat heeft vervolgens een toevoeging aangevraagd.
2. Verweerder vindt dat eiser niet in aanmerking komt voor een toevoeging. Het zou immers gaan om een probleem waarvoor eiser geen advocaat nodig heeft.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Volgens eiser heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij geen advocaat nodig heeft. De hulp van een deskundige is voor hem immers noodzakelijk om zich tegen de curator te weren. Hiervoor zal een verzoekschrift bij de voorzieningenrechter moeten worden ingediend. Dit kan alleen een advocaat doen. Het Juridisch Loket heeft eiser ook naar een advocaat verwezen. Verder vindt eiser dat verweerder het bestreden besluit niet goed heeft gemotiveerd. Verweerder is niet op alle in bezwaar aangevoerde argumenten ingegaan.
4. Verweerder heeft op het beroep gereageerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat zij het bestreden besluit toetst en niet ook het primaire besluit. Hierna bespreekt de rechtbank dan ook alleen de beroepsgronden van eiser tegen het bestreden besluit.
6. Verweerder heeft artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand toegepast. In die bepaling staat dat rechtsbijstand niet wordt verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijs aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie of waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de zaak waarvoor hij de aanvraag heeft ingediend feitelijk of juridisch complex is en hij daarvoor een advocaat nodig heeft. [2]
7. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser hier niet in is geslaagd. De rechtbank begrijpt heel goed dat eiser een deskundige wenst met wie hij zich tegen de curator kan weren. Toch wil die wens niet zeggen dat de deskundige ook advocaat moet zijn. Eiser heeft immers eerder zelfstandig de rechter-commissaris in faillissementszaken benaderd met het verzoek om te interveniëren tussen hem en de curator. De rechter-commissaris heeft eiser toen bericht dat de curator nog niet alle gevraagde stukken had ontvangen en hem aangeraden die stukken alsnog aan de curator te geven. Eiser heeft in de nu voorliggende toevoegingsprocedure aangegeven dat hij die stukken nadien aan de curator heeft gegeven, maar dat deze nog steeds weigert het faillissement te beëindigen. Met dit nieuwe gegeven kan eiser zich opnieuw tot de rechter-commissaris wenden. Hier heeft hij geen advocaat voor nodig. Van een verzoekschrift bij de voorzieningenrechter is dan ook geen sprake. Dat het Juridisch Loket een diagnosedocument heeft opgesteld waarin staat dat eiser ‘wrb-gerechtigd’ is, maakt dit niet anders. Het is immers aan verweerder zelf om te beoordelen of eiser voor een toevoeging in aanmerking komt. [3] Verweerder heeft tot de conclusie kunnen komen dat dit niet het geval is.
De beroepsgrond slaagt niet.
8. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bestreden besluit goed heeft gemotiveerd. Verweerder is voldoende ingegaan op wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusies
9. Het beroep is ongegrond.
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft vastgesteld dat de Skypelink naar het juiste e-mailadres van eiser was gestuurd. Verder heeft de griffier direct voorafgaand aan de zitting tweemaal tevergeefs gebeld met het telefoonnummer dat eiser had opgegeven.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 22 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1743.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:442.