ECLI:NL:RBDHA:2021:3909
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van gesubsidieerde rechtsbijstand in verband met bedrijfsmatig rechtsbelang na afwijzing door de Raad voor Rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van gesubsidieerde rechtsbijstand aan eiseres, die een brasserie runde. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een toevoeging na een brand in haar pand op 1 maart 2017, die leidde tot een ontbinding van het huurcontract door de verhuurder. De Raad voor Rechtsbijstand had de aanvraag afgewezen, stellende dat het bedrijf van eiseres zich ergens anders kon vestigen en dat er voldoende financiële middelen waren om de kosten van een advocaat te dekken. Eiseres was het hier niet mee eens en stelde dat het voortbestaan van haar bedrijf afhankelijk was van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand.
De rechtbank oordeelde dat de Raad voor Rechtsbijstand ten onrechte niet had gekeken naar de financiële jaarstukken van 2019, terwijl het tijdstip waarop het geschil was ontstaan, de datum van het vonnis van de kantonrechter op 11 februari 2020, bepalend was voor de beoordeling. De rechtbank concludeerde dat de Raad voor Rechtsbijstand niet goed had gemotiveerd waarom de aanvraag was afgewezen en dat eiseres recht had op een nieuwe beslissing op bezwaar, waarbij de financiële situatie van het bedrijf over 2019 in acht moest worden genomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Raad voor Rechtsbijstand op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de Raad voor Rechtsbijstand veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.