ECLI:NL:RBDHA:2021:3982
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift wegens te late indiening en gebrek aan verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerder, waarin werd bepaald dat hij geen recht had op een scholingsvoucher ter waarde van € 2.500,- en dat dit bedrag teruggevorderd werd. Het bezwaar van de eiser werd door de verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. De eiser stelde dat hij door medische klachten, waaronder een burn-out, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De rechtbank overwoog dat de eiser zijn bezwaar buiten de wettelijke termijn had ingediend en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende omstandigheden had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De gestelde ziekte werd niet als een geldige reden gezien, aangezien van de eiser verwacht mocht worden dat hij iemand inschakelde om zijn belangen te behartigen. De rechtbank concludeerde dat de verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door mr. P.M. de Keuning, in aanwezigheid van mr. M. Klaus als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.