ECLI:NL:RBDHA:2021:400

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
NL20.15860
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in vreemdelingenrechtelijke dwangsomkwestie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag zich uitgesproken over de verschuldigdheid en hoogte van een dwangsom die verbonden is aan een eerdere uitspraak van 13 februari 2020. De eiser, een Syrische vreemdeling, had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank had in de eerdere uitspraak de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,00 per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 15.000,00. Na het verlenen van de verblijfsvergunning op 28 juli 2020, heeft de eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij verweerder in een begeleidende brief aangaf dat € 900,- aan rechterlijke dwangsommen zou worden uitbetaald.

De rechtbank heeft overwogen dat de kwestie van de verschuldigdheid en hoogte van de dwangsom geen publiekrechtelijke rechtshandeling is en dat de bestuursrechter daarom niet bevoegd is om hierover te oordelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser zich in dit geval tot de burgerlijke rechter moet wenden om het geschil te beslechten. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15860

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] geboren op [geboortedatum] , van Syrische nationaliteit, eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 14 november 2019 beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 15 maart 2019.
Bij uitspraak van 13 februari 2020 (NL19.27561) van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle is het door eiser ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en heeft de rechtbank verweerder opgedragen binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag van eiser te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor iedere dag dat deze beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,00.
Bij besluit van 28 juli 2020 (het bestreden besluit) is de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vreemdelingenwet 2000.
Op 21 augustus 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. Uit de gronden van beroep blijkt dat eiser zich richt tegen de mededeling van verweerder in de begeleidende brief van 28 juli 2020 dat € 900,- aan rechterlijke dwangsommen zal worden uitbetaald.
3. Het standpunt dat verweerder in de begeleidende brief van 28 juli 2020 heeft ingenomen over de verschuldigdheid en hoogte van de aan de eerdergenoemde uitspraak van 13 februari 2020 verbonden nadere dwangsom als bedoeld in artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, is geen publiekrechtelijke rechtshandeling. Het is dus geen besluitonderdeel waartegen de vreemdeling in beroep kan gaan. De bestuursrechter is niet bevoegd. Ter beslechting van een geschil over de verschuldigdheid en de hoogte van de desbetreffende dwangsom kan eiser zich zo nodig tot de burgerlijke rechter wenden. (zie de uitspraak van de Afdeling van 1 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2830).
4. Gelet op het voorgaande is de rechtbank onbevoegd om van het geschil kennis te nemen.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.