ECLI:NL:RBDHA:2021:403

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
NL20.21325 en NL20.21327
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaken van Griekse statushouders

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 13 januari 2021, zijn de verzoeken om voorlopige voorzieningen van twee asielzoekers behandeld. De verzoekers, die asiel aanvragen in Nederland, hebben hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de verzoekers in Griekenland internationale bescherming genieten, wat hen een sterke(re) band met dat land geeft. De verzoekers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 31 december 2020, waarbij ook andere zaken werden behandeld, hebben de verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde, de voorzieningenrechter verzocht om de beroepen aan te houden en de verzoeken om voorlopige voorzieningen toe te wijzen. Dit verzoek was gebaseerd op een brief van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin om nadere vragen werd gevraagd over de positie van statushouders in Griekenland. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoekers in overweging genomen en besloten dat het redelijk is om de beroepen aan te houden en de verzoeken om voorlopige voorzieningen toe te wijzen.

De voorzieningenrechter heeft de bestreden besluiten van de Staatssecretaris geschorst en bepaald dat de verzoekers niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op de beroepen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die zijn vastgesteld op € 1.068,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, conform artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.21325 en NL20.21327

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , verzoekers

V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.J.M. Mohrmann),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluiten van 8 december 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL20.21324 en NL20.21326, plaatsgevonden op 31 december 2020. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen S.H. Ibrahim. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De asielaanvragen van verzoekers zijn door verweerder niet-ontvankelijk verklaard. [1] Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat verzoekers in een ander land van de Europese Unie internationale bescherming genieten, namelijk in Griekenland. Zij hebben door hun status een sterke(re) band met dat land en het is voor verzoekers redelijk om terug te gaan naar Griekenland.
2. Bij brief van 7 januari 2021 hebben verzoekers verzocht om de beroepen aan te houden en de verzoeken om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Zij wijzen daarbij op een brief van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 6 januari 2021, waarin verweerder naar aanleiding van een bij de ABRvS lopende hogerberoepszaak wordt verzocht om nadere vragen te beantwoorden over de positie van statushouders in Griekenland. Verzoekers verzoeken de rechtbank om de beantwoording van deze vragen af te wachten, zodat deze informatie door de rechtbank bij de beslissing kan worden betrokken.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de ABRvS in een soortgelijke zaak over de positie van statushouders in Griekenland gestelde vragen geen aanleiding geven om de beroepen van verzoekers aan te houden en de verzoeken om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
4. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen door verzoekers in de brief van 7 januari 2021 is aangevoerd aanleiding om de beroepen aan te houden en de verzoeken om voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter schorst de in beroep bestreden besluiten van verweerder van 8 december 2020 en bepaalt dat verzoekers niet mogen worden uitgezet totdat op de beroepen tegen de bestreden besluiten is beslist.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat de bestreden besluiten worden geschorst en dat verzoekers niet mogen worden uitgezet totdat is beslist op de beroepen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanmr. E. Diele, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.