ECLI:NL:RBDHA:2021:4037
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 april 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 23 maart 2021, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
Tijdens de zitting op 14 april 2021, die plaatsvond in Dordrecht, heeft de verzoeker zich laten bijstaan door zijn gemachtigde en een waarnemer. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat er reeds een uitspraak was gedaan op het beroep met zaaknummer NL21.4384, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, in aanwezigheid van griffier mr. A. Gerde, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.