ECLI:NL:RBDHA:2021:405
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 1 juni 2019 voor het eerst een asielaanvraag ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening. Verweerder stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag en had op 15 juli 2019 de Italiaanse autoriteiten verzocht om in te stemmen met deze verantwoordelijkheid. Aangezien de Italiaanse autoriteiten niet reageerden, concludeerde verweerder dat Italië verantwoordelijk bleef.
Eiser heeft tegen het besluit van 28 oktober 2019, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen, geen beroep ingesteld. In de procedure heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die verweerder hadden moeten aanzetten om terug te komen op het eerdere besluit. De rechtbank oordeelde dat de vraag of de overdrachtstermijn was verstreken, niet relevant was voor de beoordeling van de asielaanvraag. Eiser had deze kwestie eerder aan de orde moeten stellen in de procedure over zijn eerdere asielaanvraag.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.