ECLI:NL:RBDHA:2021:4191
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep tegen beslissing Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G. Gabrelian, op 31 december 2020 beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder, die op 18 december 2020 was genomen. Op 4 maart 2021 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat hij tegemoetkomt aan de bezwaren. Eiseres heeft vervolgens op 27 maart 2021 het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft op 6 mei 2021 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan eiseres is tegemoetgekomen en heeft het verzoek van eiseres om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de kosten voor de rechtsbijstand vastgesteld op € 534,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- door verweerder aan eiseres moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534,-. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.