4.4Vast staat dat door verweerder een omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo voor een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank constateert dat in de omgevingsvergunning geen bepaling is opgenomen dat derde-partij verplicht is na 31 december 2025 de MUPI te verwijderden. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 5.16 van het Bor. Het betoog van eiseres treft doel. Het beroep is reeds daarom gegrond.
‘Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’
5. Naar het oordeel van de rechtbank treffen de gronden gericht tegen de activiteit ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ eveneens doel. Ook daarom is het beroep gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
6. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Binnenhof e.o.’ (het bestemmingsplan). Het perceel heeft de bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ en de dubbelbestemmingen ‘Waarde-Archeologie 2’ en ‘Waarde-Cultuurhistorie’.
7. Op grond van artikel 19.1 van de planregels zijn de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden bestemd voor:
a. voet- en fietspaden;
b. parkeervoorzieningen;
c. laad- en losplaatsen;
d. terrassen ten behoeve van aangrenzende horeca-inrichtingen;
e. speelvoorzieningen;
f. de natuurvriendelijke inrichting van een strook van 1 meter indien de bestemming grenst aan de bestemming Water.
Uit artikel 26.1 volgt dat de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen als bedoeld in artikelen 3 tot en met 25, mede zijn bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het Rijksbeschermd stadsgezicht Centrum Den Haag, zoals beschreven in het aanwijzingsbesluit Rijksbeschermd stadsgezicht 's Gravenhage uitbreiding van 28 juni 1994 met de bijbehorende toelichtingen, als opgenomen in bijlagen 6 tot en met 21 bij de regels van dit plan.
In artikel 26.2 van de planregels staat dat voor het bouwen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' de volgende regels gelden:
a. het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 26.1, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren, en nadat hierover advies is ingewonnen van de Commissie als bedoeld in artikel 1, lid 9, van de Monumentenverordening Den Haag (
de WMC, toevoeging rechtbank).
Uit artikel 30.3, onder e, van de planregels volgt dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken.
8. Niet in geschil is dat het plaatsen van de MUPI in strijd is met het bestemmingsplan nu het perceel op grond van 19.1 van de planregels niet bestemd is voor het gebruik voor een reclameobject. Om realisering van de MUPI niettemin mogelijk te maken heeft verweerder daarvoor met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1°, van de Wabo in samenhang met artikel 30.3, onder e, van de planregels een omgevingsvergunning verleend.