ECLI:NL:RBDHA:2021:4358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
C/09/598731 / HA RK 20-392
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig deskundigenonderzoek in aanbestedingsprocedure

In deze zaak heeft SLTN IT PRODUCTS B.V. een verzoek ingediend voor een voorlopig deskundigenonderzoek in het kader van een aanbestedingsprocedure georganiseerd door de Staat der Nederlanden voor de levering van 'Hosting en Infrastructuur Componenten 2.0'. SLTN betoogt dat de voorlopige winnaar, PQR B.V., met een niet-marktconforme prijs heeft ingeschreven, en dat er sprake is van een oneigenlijke kennisvoorsprong van PQR. De rechtbank heeft op 15 april 2021 geoordeeld dat het verzoek niet toewijsbaar is, omdat de vragen die SLTN heeft geformuleerd een juridische beoordeling vereisen die voorbehouden is aan de rechter in de reeds aanhangige kortgedingprocedures. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek niet betrekking heeft op feiten die met een deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Bovendien heeft SLTN inmiddels geen belang meer bij het verzoek, aangezien de uitkomsten van de kortgedingprocedures reeds zijn vastgesteld. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en SLTN en Computacenter veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/598731 / HA RK 20-392
Beschikking van 15 april 2021
in de zaak van
SLTN IT PRODUCTS B.V.,
gevestigd te Hilversum,
verzoekster,
advocaat mr. A.L. Appelman te Zwolle,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Defensie),
zetelende te Den Haag,
verweerder,
advocaten mrs. A.L.M. de Graaf en S.L. Berghoef,
en de belanghebbende:
PQR B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
advocaten mrs. P.F.C. Heemskerk en F.J.P. Stoop,
en de zich aan de zijde van verzoekster voegende
COMPUTACENTER B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
advocaten mrs. P.B.J. van den Oord en D. Britsemmer.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘SLTN’, ‘de Staat’, ‘PQR’ en ‘Computacenter’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ter griffie ingekomen op 1 september 2020, met producties;
  • de akte uitbreiding gronden;
  • het verweerschrift van de Staat, met producties;
  • het verweerschrift van PQR, met productie;
  • het verzoek tot voeging van Computacenter;
  • de mondelinge behandeling van 25 maart 2021.
1.2.
Ter zitting is Computacenter met instemming van SLTN en de Staat toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van SLTN. Ter zitting is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De Staat heeft op 6 mei 2020 een Europese openbare (her)aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de levering van ‘Hosting en Infrastructuur Componenten 2.0 (HIC 2020)’ (hierna: ‘de Opdracht’). Hierbij gaat het om de levering van hardware en direct gerelateerde software en de daarbij behorende licenties, inclusief garantie, onderhoud en support.
2.2.
SLTN, Computacenter en PQR hebben in deze aanbestedingsprocedure tijdig een inschrijving ingediend. De Staat heeft bij brief van 22 juli 2020 aan de inschrijvers bericht dat hij voornemens is de Opdracht aan PQR te gunnen.
2.3.
SLTN en Computacenter hebben bij dagvaardingen van 1 september 2020 een kort geding aanhangig gemaakt tegen het gunningsvoornemen van 22 juli 2020. Het (inmiddels ingetrokken) kort geding van SLTN is bij de rechtbank bekend onder zaak- en rolnummer C/09/598537 / KG ZA 20-792 en het kort geding van Computacenter onder zaak- en rolnummer C/09/598611 KG ZA 20-799.
2.4.
De Staat heeft bij brief van 6 oktober 2020 het gunningsbesluit van 22 juli 2020 ingetrokken. De op 1 september 2020 door SLTN en Computacenter aanhangig gemaakte kortgedingprocedures en het onderhavige verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek zijn in verband hiermee aangehouden. Op 26 november 2020 heeft de Staat aangekondigd dat tot een herbeoordeling van de inschrijvingen zal worden overgegaan.
2.5.
Bij brief van 2 februari 2021 heeft de Staat aan de inschrijvers bericht dat hij na herbeoordeling voornemens is de Opdracht te gunnen aan PQR.
2.6.
Zowel SLTN als Computacenter heeft een kortgedingprocedure aanhangig gemaakt tegen het gunningsvoornemen van 2 februari 2021. De kortgedingprocedure van SLTN is bij de rechtbank bekend onder zaak- en rolnummer C/09/607794 / KG ZA 21-173 en die van Computacenter onder zaak- en rolnummer C/09/607796 / KG ZA 21-174.
2.7.
De vonnissen in bovengenoemde drie aanhangige kortgedingprocedures worden gelijktijdig met deze beschikking gewezen.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoekschrift van SLTN strekt tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek. Ter onderbouwing van haar verzoek stelt SLTN – kort gezegd – dat PQR met een niet-reële en niet-marktconforme prijs heeft ingeschreven. De door PQR aangeboden prijs ligt 32% lager dan de door SLTN aangeboden prijs. Dit prijsverschil is volgens SLTN enkel te verklaren doordat PQR als zittende aanbieder een oneigenlijke kennisvoorsprong heeft. Hierdoor is volgens SLTN het level playing field geschonden. SLTN wenst met het oog op de door haar aanhangig gemaakte kortgedingprocedures door een onafhankelijk deskundige te laten beoordelen of de door PQR aangeboden prijs wel marktconform en reëel is. De Staat weigert volgens SLTN om de informatie en stukken te verstrekken die nodig zijn om de gunning door een objectieve derde partij te laten beoordelen. SLTN benadrukt in dat verband dat zij zelf geen inzage in de inschrijving van PQR verlangt. SLTN wil de volgende vragen aan de te benoemen deskundige (bijvoorbeeld een accountant met kennis over de relevante IT-markt) voorleggen:
Heeft het Ministerie van Defensie gelet op alle aanwezige stukken een voldoende level playing field gecreëerd, of heeft PQR een oneigenlijke en onoverbrugbare kennisvoorsprong?
Heeft PQR met marktconforme c.q. reële prijzen op de aanbesteding ingeschreven of is er sprake van een manipulatieve inschrijving?
Heeft het Ministerie van Defensie redelijkerwijs tot de conclusie kunnen komen dat PQR als eerste in de rangschikking is geëindigd, of had het Ministerie voorlopig dienen te gunnen aan een ander, namelijk SLTN?
Heeft u nog overige opmerkingen die volgens u relevant zijn inzake dit geschil?
3.2.
De Staat en PQR voeren gemotiveerd verweer tegen het verzoek. Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover van belang - nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat een voorlopig deskundigenonderzoek ertoe kan dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van een geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten. Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is echter – ook indien aan deze beide eisen wordt voldaan – anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen, misbruik wordt gemaakt - bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten - of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
4.2.
De rechtbank is met de Staat en PQR van oordeel dat het verzoek van SLTN geen betrekking heeft op feiten die met een deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. De beantwoording van de door SLTN geformuleerde vragen of sprake is van een voldoende level playing field en of PQR met reële en marktconforme prijzen heeft ingeschreven en terecht als eerste in de rangschikking is geëindigd, vergen een juridische beoordeling, die is voorbehouden aan de rechter in de reeds aanhangige kortgedingprocedures. Reeds op grond hiervan dient het verzoekschrift te worden afgewezen. Overigens heeft de door SLTN en Computacenter aangezochte rechter de hiervoor bedoelde beoordeling inmiddels verricht. In die kortgedingprocedures wordt heden uitspraak gedaan. De vorderingen van SLTN en Computacenter worden afgewezen. Nu SLTN met de uitkomsten van het verzochte deskundigenonderzoek haar vorderingen in die procedures wenste te staven, ontbreekt het haar inmiddels ook aan belang bij haar verzoek, hetgeen eveneens een grond voor afwijzing oplevert.
4.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden afgewezen, met veroordeling van SLTN en Computacenter in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
- veroordeelt SLTN en Computacenter in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de Staat begroot op € 667,-- aan griffierecht en € 1.126,-- aan salaris advocaat, en aan de zijde van PQR begroot op € 667,-- aan griffierecht en € 1.126,-- aan salaris advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2021.
mw