ECLI:NL:RBDHA:2021:4595
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven
In deze zaak heeft eiseres, die in 2001 slachtoffer is geworden van geweld, een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De aanvraag werd door de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven niet in behandeling genomen, omdat deze te laat was ingediend. Eiseres had de aanvraag pas op 20 juni 2019 ingediend, terwijl de wettelijke termijn voor indiening tien jaar na het misdrijf bedraagt. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door psychische problemen niet eerder in staat was om de aanvraag in te dienen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiseres niet tijdig heeft gehandeld. Tijdens de zitting op 7 april 2021 heeft verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, toegelicht dat er geen medische onderbouwing was voor de psychische blokkade die eiseres claimde. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 7 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, in overweging genomen. Dit artikel stelt dat aanvragen binnen tien jaar na het misdrijf moeten worden ingediend, en dat aanvragen die na deze termijn worden ingediend, alleen in behandeling worden genomen als er een geldige reden is voor de vertraging. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door psychische klachten niet eerder in staat was om de aanvraag in te dienen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de beslissing van verweerder bevestigd. Eiseres heeft geen recht op proceskostenvergoeding.