ECLI:NL:RBDHA:2021:4687

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
NL21.17465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenveroordeling na de intrekking van een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker, van Syrische nationaliteit, had op 25 september 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 24 september 2020, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was ingewilligd. Verzoeker stelde dat verweerder ten onrechte geen bestuurlijke dwangsom had toegekend. Op 23 december 2020 werd een dwangsombesluit genomen, waarbij de maximale dwangsom van €1442,- werd toegekend aan verzoeker. Na dit besluit trok verzoeker zijn beroep in en verzocht hij om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Verweerder heeft op 2 februari 2021 gereageerd, waarna verzoeker op 12 februari 2021 hierop heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan op basis van de ingediende stukken.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat verzoeker verweerder niet in gebreke heeft gesteld voor de vaststelling van de bestuurlijke dwangsom voorafgaand aan zijn beroep. Hierdoor zou het beroep niet-ontvankelijk zijn verklaard indien verzoeker dit niet had ingetrokken. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt dan ook afgewezen.

De rechtbank wijst het verzoek om veroordeling in de proceskosten af. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17465

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , van Syrische nationaliteit, verzoeker

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2020 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd.
Op 25 september 2020 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen dat besluit. Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte geen bestuurlijke dwangsom aan hem heeft toegekend.
Verweerder heeft op 23 december 2020 een dwangsombesluit genomen en heeft daarbij de maximale dwangsom van €1442,- toegekend aan verzoeker.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop op 2 februari 2021 gereageerd. Bij brief van 12 februari 2021 heeft eiser gereageerd op het verweerschrift.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken nadat verweerder alsnog een dwangsom besluit heeft genomen. Verzoeker heeft tegelijk met de intrekking van het beroep verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. De rechtbank merkt het onderhavige beroep aan als een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een beschikking als bedoeld in artikel 4:18 Awb.
5. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan een beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
6. De rechtbank stelt vast dat verzoeker verweerder voorafgaand aan het beroep van 25 september 2020 niet in gebreke heeft gesteld voor wat betreft de vaststelling van de bestuurlijke dwangsom en is van oordeel dat geen sprake is van omstandigheden waarin dit redelijkerwijs niet van verzoeker kon worden gevergd.
7. Het op 25 september 2020 ingestelde beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard indien verzoeker dit beroep niet had ingetrokken. Het verzoek om een proceskostenveroordeling zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om veroordeling in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.