ECLI:NL:RBDHA:2021:4690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
NL21.3662
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige vluchtverhaal en vrouwenbesnijdenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de aanvraag van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, werd afgewezen. Eiseres had asiel aangevraagd voor haarzelf en haar vier minderjarige kinderen, met als reden dat zij vreesde voor vrouwenbesnijdenis bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiseres over haar vlucht niet geloofwaardig waren. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat vrouwenbesnijdenis gebruikelijk was binnen haar bevolkingsgroep. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet in strijd had gehandeld met de relevante wetgeving en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiseres had geen overtuigende informatie overgelegd die haar vrees voor besnijdenis onderbouwde, en de rechtbank vond dat verweerder voldoende rekening had gehouden met het advies van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen gegronde vrees voor vrouwenbesnijdenis bestond bij terugkeer naar Nigeria.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.3662

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres,

V-nummer: [nummer 1]

mede namens haar minderjarige kinderen

[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] 2015,

V-nummer: [nummer 2] ,
[naam kind 2] ,geboren op [geboortedatum kind 2] 2016,
V-nummer: [nummer 3] ,
[naam kind 3] ,geboren op [geboortedatum kind 3] 2018,
V-nummer: [nummer 4] ,
[naam kind 4] ,geboren op [geboortedatum kind 4] 2020,
V-nummer: [nummer 5] ,
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. ).

ProcesverloopBij besluit van 11 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van

eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene
procedure afgewezen als ongegrond. Daarnaast is bepaald dat eiseres niet in aanmerking
komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en wordt aan haar geen uitstel
van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2021 in Dordrecht. Eiseres is
verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum eiseres]
. Eiseres legt – samengevat weergegeven - aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij
Nigeria heeft verlaten omdat haar familie en gemeenschap haar wilde besnijden voordat zij
beviel. Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiseres voor besnijdenis van zowel zichzelf als haar
dochter, [naam kind 2] .
2.1.
Het asielrelaas bevat de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- eiseres is gevlucht wegens aanstaande besnijdenis.
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig.
Verweerder heeft echter niet als geloofwaardig aangemerkt dat eiseres is gevlucht omdat zij
zou worden besneden. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond
op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3. Eiseres betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen,
doordat tijdens de gehoren geen rekening is gehouden met het advies van het Forensisch
Medische Maatschappij Utrecht (FMMU)van 14 september 2020. Eiseres verwijst in dit
kader naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 10 maart
2021, NL20.10956 en de annotatie bij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State, van 17 januari 2020, ECLI;NL:RV2:2020:136 van K. Zwaan en E.
Bloemen, JV 2020/54), paragraaf 5 van Werkinstructie 2010/13 en paragraaf 3.2.2. van
Werkinstructie 2014/10.
3.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zowel
tijdens het gehoor als tijdens de besluitvormingsfase voldoende rekening heeft gehouden
met het FMMU-advies. In het advies van FMMU staat dat eiseres kan worden gehoord,
maar dat zij moeite heeft met het benoemen van geografische en tijdsaanduidingen. Tijdens
het nader gehoor is aangegeven dat rekening wordt gehouden met de opmerking dat eiseres
moeite heeft met data en plaatsen. Eiseres verklaarde toen dat er data zijn die zij weet, maar
ook data die zij niet weet en dat zij geen dingen gaat noemen die zij niet meer weet (pagina
3). Gelet hierop heeft verweerder zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat mag
worden uitgegaan van de data en plaatsen die eiseres tijdens het gehoor wél en op eigen
initiatief heeft genoemd. Ondanks dat het nader gehoor een aantal keren is onderbroken
(pagina 7, 8), blijkt nergens uit dat verweerder niet heeft mogen uitgaan van wat eiseres
heeft verklaard. Tot op de zitting is ook niet onderbouwd welke verklaringen onjuist zouden
zijn of welke verklaringen ten onrechte niet (volledig) zijn genoteerd. Eiseres heeft aan het
einde van het gehoor ook verklaard dat het goed ging (pagina 10).
Het beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 10
maart 2021 treft geen doel. Uit rechtsoverweging 18 van die uitspraak blijkt dat verweerder
nagenoeg alle tegenwerpingen in die zaak heeft gebaseerd op het niet kunnen reconstrueren
van de tijdlijn. In onderhavig beroep is dat anders. De tegenwerpingen zijn niet gebaseerd op (fouten) in geografische en tijdsaanduidingen, maar op de eigen verklaringen van eiseres over haar leeftijd en die van haar zussen (in relatie tot de leeftijd van hun moeder).
4. Eiseres betoogt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 3.113, tweede
lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), waarin artikel 16 van Richtlijn 2013/32/EU
(Procedurerichtlijn) is geïmplementeerd door haar voor het eerst in het voornemen te
overvallen met tegenstrijdigheden. Ter onderbouwing verwijst zij naar de uitspraak van de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 14 december 2020
ECLI:NL:RVS:2020:2959 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 3
augustus 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:6510.
4.1.
Artikel 3.113, tweede lid, van het Vb, voor zover relevant, luidt:
Op de derde dag wordt de vreemdeling door Onze Minister aan een nader gehoor
onderworpen. Bij het afnemen van het nader gehoor wordt de vreemdeling in de
gelegenheid gesteld om zo volledig mogelijk de tot staving van zijn aanvraag noodzakelijke
elementen aan te voeren. Dit houdt onder meer in dat de vreemdeling in de gelegenheid
wordt gesteld om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen of over
inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen.
4.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat hij
niet in strijd met artikel 3.113, tweede lid, van het Vb of artikel 16 van de Procedurerichtlijn
heeft gehandeld. Eiseres heeft in haar vrije relaas verklaard dat zij twintig jaar oud was toen
zij in Nigeria ziek werd en erachter kwam dat zij zwanger was, waarna haar familie zei dat
zij moest worden besneden voordat ze zou bevallen (pagina 4). In het bestreden besluit is dit
eiseres tegengeworpen, omdat uit Eurodac blijkt dat zij op 17 november 2014 asiel heeft
aangevraagd in Italië. Op dat moment was eiseres negentien jaar oud. De Eurodacregistratie
is feitelijke informatie en kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gelijkgesteld
met een verklaring waarmee eiseres gedurende het gehoor moest worden geconfronteerd.
Overigens is in het nader gehoor aan eiseres ter controle nader gevraagd of haar verklaring
dat in haar dorp alle meisjes van negentien of twintig jaar moeten worden besneden, klopt.
Eiseres herhaalde toen nogmaals dat zij twintig jaar was en ook moest worden besneden
(pagina 6).
4.3.
Eiseres is ook tegengeworpen dat zij wisselend of tegenstijdig heeft verklaard over
het moment dat zij erachter kwam dat binnen haar gemeenschap besnijdenissen
plaatsvonden. Gedurende het nader gehoor heeft de gehoorambtenaar aan eiseres nadere
vragen gesteld die te maken hadden met het moment waarop eiseres erachter kwam dat
besnijdenissen plaatsvonden binnen haar gemeenschap. Eiseres verklaarde in haar vrije
relaas dat “toen zij opgroeide” iedereen begon te zeggen dat zij besneden moest worden. Zij
zei dat zij dat niet wilde (pagina 4). Verweerder heeft vervolgens gevraagd of zij altijd al
wist dat zij zou worden besneden. Eiseres verklaarde hierop dat zij dit niet wist toen zij
klein was. Toen zij zag dat meisjes naar het bos werden gebracht om te worden besneden en
kwamen te overlijden, was zij al groot (pagina 6). Op de vraag hoe oud zij was toen zij
begreep dat besnijdenissen plaatsvonden binnen haar gemeenschap, heeft eiseres
geantwoord dat zij negentien was. Verweerder heeft eiseres weliswaar niet tijdens het nader
gehoor hiermee geconfronteerd maar in de correcties en aanvullingen heeft eiseres er niets
over gezegd en noch in de zienswijze noch in de beroepsgronden of ter zitting heeft eiseres
op deze tegenwerping inhoudelijk gereageerd. Verweerder had een reactie van eiseres in de
correcties en aanvullingen of in de zienswijze kunnen geven, waarna verweerder die in het
bestreden besluit had kunnen meenemen. Ook in beroep (als dat in de zienswijze niet lukte)
had eiseres een reactie kunnen geven. Zij heeft in beroep met name op algemene informatie over besnijdenis in Nigeria gewezen en niet op verweerders stelling op dit punt. Eiseres is
dus op geen enkele wijze benadeeld. Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank de
handelwijze van verweerder niet in strijd met genoemd artikel 16 van de Procedurerichtlijn.
Dat in de Afdelingsuitspraak van 14 december 2020 waar eiseres naar verwijst is overwogen
dat de mogelijkheid om correcties en aanvullingen in te dienen en om een zienswijze op het
voornemen uit te brengen onverlet laat dat de staatssecretaris eiser in die zaak had moeten
confronteren met de tegenstrijdigheden gaat, treft geen doel. Anders dan in dit geval ging
het in die zaak om een groot aantal tegenstrijdigheden, waarbij de eiser in die zaak met geen
enkele daarvan is geconfronteerd, terwijl dat wel van verweerder gevraagd had mogen
worden. Verweerder had de eiser in die zaak daarmee niet mogen overvallen. Zo’n situatie
is hier niet aan de orde.
5. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig acht dat zij is
gevlucht uit Nigeria vanwege haar aanstaande besnijdenis. Eiseres betoogt ook dat
verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er voor haar en meer in het bijzonder haar
minderjarige dochter geen gegronde vrees voor vrouwenbesnijdenis is bij terugkeer naar
Nigeria. Daartoe voert eiseres als eerste aan dat verweerder in strijd heeft gehandeld met
artikel 10, derde lid, aanhef en onder b, van de Procedurerichtlijn door in zijn
besluitvorming geen nauwkeurige en actuele informatie uit verschillende bronnen te
betrekken, terwijl die er wel is. Hiertoe verwijst eiseres naar:
- het rapport van United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) over de
bescherming van ontheemden, van mei 2020;
- het rapport ‘Country Policy and Information Note Nigeria: Female Genital
Mutilation (FGM), van UK Home office, van augustus 2019;
- het antwoord op de vraag over de verspreiding van vrouwenbesnijdenis, wettelijke
voorschriften en organisaties in Nigeria van Austrian Centre for Country of Origin
& Asylum Research and Documentation (ACCORD), van 9 maart 2020;
- het rapport ‘Nigeria 2019 Human Rights Report’ van U.S. Department of State
(USDOS), van 11 maart 2020;
- het artikel ‘FGM in Nigeria: Combative Legislation and the Issue’s Impact on the Economic Growth of Women’ van Impakter van 25 juni 2019.
Verder stelt eiseres onder verwijzing naar het rapport ‘Country profile: FGM in Nigeria’ van
28 Too Many van oktober 2016 dat het mogelijk is dat zij alsnog wordt besneden. Eiseres
vindt in dit rapport eveneens steun voor haar verklaring dat zij zich meerdere malen heeft
gewend tot de politie voor bescherming tegen deze traditie, maar dat de politie haar niet
helpt. Ook uit het rapport ‘Nigeria: Law and FGM’ van 28 Too Many van juni 2018 en het
rapport ‘Nigeria: Freedom in the World 2017’ van Freedom House blijkt dat hoewel er
wetgeving bestaat die genitale verminking strafbaar stelt, de praktijk wijdverbreid blijft en
het lastig is om dergelijke wetgeving te handhaven, aldus eiseres.
5.1.
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel
dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet geloofwaardig is dat
eiseres vanwege haar aanstaande besnijdenis is gevlucht uit Nigeria. Haar verklaringen dat
het traditie is dat vrouwen binnen haar gemeenschap op negentien of twintigjarige leeftijd
worden besneden, rijmen niet met informatie uit de openbare bronnen. Verweerder heeft
gewezen op het rapport ‘Female genital cutting in southern urban and peri-urban Nigeria:
self reported validity, social determinantsand secular decline van Snow, Slanger, Okonofue,
Oronsaye en Waker, van januari 2002. Hierin staat dat vrouwenbesnijdenis binnen de bevolkingsgroep waar eiseres bij hoort (Ishan) in vergelijking met de andere
bevolkingsgroepen het minst voorkomt (pagina 94). Hoewel cijfers uit 2002 over
vrouwenbesnijdenis binnen de bevolkingsgroep Ishan waarbij eiseres hoort niet direct iets
zeggen over de huidige situatie, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt
gesteld dat uit de door eiseres overgelegde recentere bronnen niet blijkt dat de situatie is
veranderd. Hierdoor kan verweerder ervan uit gaan dat de situatie van de Ishan op dit punt
niet is gewijzigd en dat de door hem overgelegde informatie actueel en nauwkeurig is.
Verweerder heeft eiseres ook niet ten onrechte tegengeworpen dat zij weinig en summier
heeft verklaard over de gestelde traditie binnen haar gemeenschap. Op de vraag naar de
rituelen die horen bij vrouwenbesnijdenis en naar wie het uitvoert, verklaarde eiseres dat
meisjes naar een bos worden gebracht om te worden besneden door mensen van de
gemeenschap (pagina 6). Op de vraag naar de achterliggende gedachte van
vrouwenbesnijdenis in het nader gehoor verklaarde eiseres enkel dat het traditie is, zonder
hier nadere uitleg over te geven (pagina 8). Verweerder heeft deze verklaringen niet ten
onrechte onvoldoende bevonden. Eiseres haar verklaring dat in de gemeenschap hier niet
veel over wordt gesproken en dat zij daarom hierover niet gedetailleerd kan verklaren,
maakt niet dat van eiseres niet mag worden verwacht dat zij uitvoeriger kan verklaren over
het gebruik waarvoor zij stelt te zijn gevlucht.
5.2.
Hoewel het mogelijk is dat een onbesneden vrouw of meisje als zij terugkeert naar
Nigeria alsnog wordt besneden, heeft verweerder niet ten onrechte gesteld eiseres niet
aannemelijk heeft gemaakt dat dit haar of haar dochter ook zal overkomen. Uit onder meer
uit het rapport ‘Demographic and Health Survey 2013’ van National Population Comission
van juni 2014, pagina 352 – 353 blijkt dat 82% van de vrouwen die worden besneden al
voor hun vijfde leeftijd zijn besneden. Eiseres heeft ongeloofwaardig verklaard over
besnijdenis bij vrouwen van achttien tot twintig jaar. En over besnijdenis op jongere leeftijd
heeft zij niets verteld. Hierom heeft verweerder er dan ook niet vanuit hoeven gaan dat het
binnen haar gemeenschap bij jongere meisjes gebeurt. Verder staat in het door eiseres
overgelegde antwoord van ACCORD dat de verspreiding van vrouwenbesnijdenis afneemt
en dat de prevalentie het laagst is in het Noordoosten van Nigeria, waar eiseres haar
woonplaats Uromi ligt.
5.3.
Hetgeen is overwogen onder 4.2. en 4.3. doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van
het relaas. Eiseres is ook niet ten onrechte tegengeworpen dat zij een onaannemelijke
verklaring heeft afgelegd over de leeftijd van haar twee ouderen zussen. Eiseres heeft in het
eerste gehoor verklaard dat haar moeder is geboren in 1970 (pagina 7). In de correcties en
aanvullingen op het nader gehoor staat dat haar moeder tijdens de bevalling van eiseres in
1994 is overleden (pagina 1). Eiseres verklaarde in het nader gehoor dat haar tante haar op
jonge leeftijd naar haar vader bracht (pagina 5). Haar twee oudere zussen gingen niet mee,
omdat zij al waren overleden op achttien en negentienjarige leeftijd (pagina 5, 9). Dit zou
betekenen dat eiseres haar moeder rond haar tiende leeftijd al twee kinderen had gebaard. In
het nader gehoor verklaarde eiseres dat zij haar tante niet kende maar dat ze klein was toen
zij bij haar woonde (pagina 5). Eiseres haar stelling dat zij ook bij de leeftijd van negentien
of twintig aangeeft dat ze jong was wordt dan ook niet gevolgd. Verweerder heeft niet ten
onrechte gesteld dat deze onwaarschijnlijkheid afbreuk doet aan de geloofwaardigheid.
5.4.
Nu eiseres gelet op het bovenstaande niet aannemelijk heeft gemaakt dat
vrouwenbesnijdenis binnen haar gemeenschap voorkomt, heeft verweerder zich niet ten
onrechte op het standpunt gesteld dat ook ten aanzien van haar minderjarige dochter, bij terugkeer naar Nigeria geen gegronde vrees bestaat voor vrouwenbesnijdenis. Het door
eiseres overgelegde rapport van het VN Kindercomité van 5 maart 2021, op grond waarvan
eiseres onder meer stelt dat verweerder het belang van haar minderjarige dochter
onvoldoende heeft meegewogen, slaagt niet nu niet is gebleken dat zich voor haar een risico
op besnijdenis voordoet.
5.5.
Overigens is het zo dat uit het rapport ‘Nigeria: Law and FGM’ van 28 Too Many
van juni 2018 blijkt dat er wetgeving bestaat die vrouwenbesnijdenis verbiedt en dat Edo
State (waarin Uromi ligt) een van de eerste deelstaten was in Nigeria met dergelijke
wetgeving. Hoewel uit de rapporten van USDOS en UK Home Office naar voren komt dat
vrouwenbesnijdenis plaatsvindt ondanks dat er een wet is die dit verbiedt en de staat geen
actie onderneemt om dit in de praktijk te voorkomen, volgt hieruit niet dat de politie hier
niets tegen kan doen als om bescherming wordt gevraagd. Op pagina 28 en 29 van het
rapport van UK Home Office welke straffen kunnen worden opgelegd als de wet die
vrouwenbesnijdenis verbiedt, wordt geschonden. Daarnaast blijkt uit het artikel van
Impakter dat de beperkte effectiviteit van de wet tegen vrouwenbesnijdenis voornamelijk te
maken heeft met de onbekendheid van deze wet onder de Nigerianen. Overigens merkte
verweerder ter zitting terecht op dat de overgelegde informatie ziet op handhaving van
wetgeving die op federaal niveau is gemaakt en niet op de handhaving van wetgeving van
Edo State.
5.6.
Ook deze beroepsgrond slaagt dus niet.
6.1.
Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit de
belangen van de andere kinderen voldoende heeft meegewogen. Eiseres heeft immers
verklaard dat zij uit Nigeria is vertrokken vanwege de aanstaande besnijdenis en niet
vanwege andere problemen (pagina 4-5, nader gehoor). Verweerder heeft hierdoor mogen
aannemen dat de belangen van de andere kinderen, net zoals van eiseres en haar dochter
enkel omdat zij Nigeriaans zijn, uit Uromi komen en tot de Ishan behoren, niet zullen
worden geschaad bij terugkeer naar Nigeria.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.R. de Man, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.