Overwegingen
1. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft eerder op 30 augustus 2015 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 13 januari 2016 is hem met ingang van 30 augustus 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) verleend geldig tot 30 augustus 2020. Gebleken is echter dat eiser zich na de vergunningverlening niet heeft ingeschreven in een gemeente. Ook is eiser volgens informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers vanaf 3 maart 2016 met onbekende bestemming vertrokken. Verweerder heeft daarom aangenomen dat eiser per 3 maart 2016 Nederland heeft verlaten en heeft om die reden op 26 november 2018 de verleende asielvergunning met terugwerkende kracht tot 3 maart 2016 ingetrokken. Eiser heeft in onderhavige procedure verklaard dat hij in februari 2016 Nederland heeft verlaten en is teruggekeerd naar Syrië. Volgens eiser was de aanleiding een poging tot ontvoering van zijn gezin in Syrië. Eiser heeft vervolgens op 18 juli 2020 Syrië verlaten en is op 19 juli 2020 wederom Nederland ingereisd. Op diezelfde datum heeft eiser te kennen gegeven een asielaanvraag te willen indienen.
Asielrelaas eiser
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is een Alawiet en is afkomstig uit de stad [stad] , gelegen in Syrië. In 2019 is de veiligheidssituatie in [stad] verslechterd. Er vonden berovingen plaats en mensen werden ontvoerd. Vanwege de chaos in zijn woonplaats verslechterde de situatie van zijn zoon. Eiser besloot hierop weer naar Nederland te gaan met de bedoeling vervolgens ook zijn gezin over te laten komen. Eiser beroept zich op de algemene veiligheidssituatie in Syrië en stelt bij terugkeer risico te lopen op ernstige schade.
Besluitvorming verweerder
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit - voor zover relevant - op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voor hem persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging in het kader van het Vluchtelingenverdrag rechtvaardigen, dan wel dat eiser bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico loopt op ernstige schade.
Standpunt eiser
4. Eiser voert aan dat verweerder zich in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser bij terugkeer geen risico loopt op ernstige schade. Eiser verwijst naar de COI-note van het UNHCR van mei 2020 waaruit volgt dat niet altijd goed is in te schatten wie gezien zal worden als opponent van het regime en – des te gevaarlijker – dat dat na verloop van tijd kan veranderen. Dat eiser eerder geen problemen heeft ondervonden bij zijn terugkeer naar Syrië is geen valide argument om aan te nemen dat eiser in de toekomst wederom geen problemen zal ondervinden. Volgens eiser is verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet ingegaan op deze informatie van het UNHCR. Eiser voert verder aan dat een bepaalde loyaliteit aan het regime wordt verwacht gelet op zijn godsdienstige achtergrond (Alawiet). Bij zijn vertrek uit Syrië op 18 juli 2020 heeft eiser de schijn gewekt dat hij voor zaken naar Dubai ging (via Egypte) en na korte tijd terug zou keren. Dit is niet gebeurd. Door te vluchten heeft eiser zich niet loyaal ten opzichte van het regime getoond. Dit is ook bevestigd doordat zijn vrouw bezoek heeft gekregen van ordetroepen die naar eiser hebben gevraagd.
Beoordeling rechtbank
5. In het landenbeleid Syriëis opgenomen dat verweerder aanneemt dat een vreemdeling uit Syrië bij of na terugkeer vanuit het buitenland een reëel risico loopt op ernstige schade indien hij geen actieve aanhanger is van het regime. Op grond hiervan komt een vreemdeling uit Syrië die geen actieve aanhanger is van het regime in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. Verweerder kan van dit algemene uitgangspunt afwijken als uit individuele feiten en omstandigheden blijkt dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade.
6. In de toelichtingop het landenbeleid Syrië is het volgende opgenomen:
‘Op 30 juni 2020 is de brief over het Landenbeleid Syrië aan de Tweede Kamer gestuurd. Deze brief gaat over het algemeen ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van mei 2020 inzake Syrië. Dit ambtsbericht vormt geen aanleiding het landgebonden beleid voor Syrië in inhoudelijke zin te wijzigen. Wel wordt met onderhavig WBVeen verduidelijking aangebracht in de tekst over het beleid in paragraaf 27.4.4 Vc (Vreemdelingen die geen actieve aanhanger zijn van het regime). In gevallen waarin een Syriër op eigen initiatief terugreist, kan met deze verduidelijking beter worden geoordeeld dat uit de feiten en omstandigheden blijkt dat er in het individuele geval van risico op ernstige schade bij of na terugkeer naar Syrië geen sprake (meer) is.’
7. Eiser heeft niet gesteld dat dit beleid, of de verduidelijking die is aangebracht in de tekst van dit beleid, kennelijk onredelijk is.
Is sprake van individuele feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat eiser bij of na terugkeer naar Syrië geen risico loopt op ernstige schade?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van individuele feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat eiser bij terugkeer geen reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft allereerst de verklaringen van eiser van belang mogen achten. Zo heeft eiser verklaard dat hij nooit persoonlijke problemen heeft ondervonden vanwege zijn politieke overtuiging, zelf in 2016 is teruggekeerd naar Syrië en dat hij in de afgelopen vier jaar dat hij in Syrië woonde geen persoonlijke problemen heeft ondervonden.Verder heeft eiser verklaard dat hij in die periode van vier jaar heeft gewerkten 8 tot 10 keer voor werk probleemloos Syrië in- en uitgereisd is naar Libanon. Ook heeft eiser verklaard dat hij in juni 2020 zonder problemen en zonder verdere bevraging zijn Syrische paspoort heeft laten verlengen en dat hij in juli 2020 zonder problemen Syrië legaal is uitgereisd (via Egypte) naar Nederland. Wat betreft eisers stelling dat niet altijd goed is in te schatten wie als opponent van het regime wordt aangemerkt, heeft verweerder kunnen overwegen dat die enkele stelling niet maakt dat ten aanzien van eiser een ernstig risico op schade dient te worden aangenomen. Verweerder heeft in dat kader kunnen overwegen dat niet valt in te zien waarom eiser bij een tweede terugkeer plotseling wel problemen zal ondervinden of als opponent gezien zal worden. In aanvulling hierop heeft verweerder op de zitting zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat juist de informatie uit de COI-note van het UNHCR tot het algemene uitgangspunt heeft geleid zoals opgenomen in het landenbeleid Syrië, maar in onderhavige zaak de uitzonderingssituatie zoals opgenomen in het landenbeleid Syrië zich voordoet. Verweerder heeft verder kunnen verwijzen naar het rapport van EASO ‘Country Guidance: Syria’van september 2020 waaruit volgt dat de Alawitische gemeenschap nauwe banden onderhoudt met het regime van Assad, hetgeen door eiser in beroep is bevestigd. Eiser bevestigt ook in beroep dat dit impliceert dat hij niet te vrezen heeft voor het huidige Syrische regime omdat hij Alawiet is en dat dit ook zijn probleemloze uitreis uit Syrië verklaart.
9. Nu verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat uit individuele feiten en omstandigheden blijkt dat eiser bij of na terugkeer naar Syrië geen risico loopt op ernstige schade, heeft verweerder op grond van het landenbeleid van Syrië van het algemene uitgangspunt kunnen afwijken.
10. De rechtbank is van oordeel dat eisers stellingen in beroep hieraan geen afbreuk doen. Het volgende wordt daartoe overwogen. Wat betreft eisers stelling dat hij zich niet loyaal ten opzichte van het regime heeft getoond door te vluchten, heeft verweerder in het verweerschrift terecht overwogen dat een onderbouwing ontbreekt en dat eiser al eerder is gevlucht uit Syrië en daarna heeft kunnen terugkeren. Voor zover eiser stelt dat het bezoek van de ordetroepen aan eisers vrouw bevestigen dat hij niet loyaal is geweest aan het regime, heeft verweerder in het verweerschrift terecht overwogen dat deze stelling evenmin is onderbouwd en het onduidelijk is wat en wanneer dat precies gebeurd zou zijn. Op de zitting heeft eiser gesteld dat het bezoek tweemaal heeft plaatsgevonden, te weten op [datum] 2020 en op [datum] 2021. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat dit evenmin is onderbouwd. Ten slotte heeft eiser op de zitting aangevoerd dat hij in 2016 bij terugkeer in Syrië niet is gecontroleerd door de autoriteiten en dat hij in die periode van 4 jaar geen problemen heeft ondervonden in Syrië omdat hij maar beperkt heeft deelgenomen aan het openbare leven. Verweerder heeft deze stelling terecht niet aannemelijk geacht. Eisers stelling strookt immers niet met eisers eerdere verklaringen dat hij gedurende een periode van 4 jaar zonder problemen heeft gewoond en gewerkt in Syrië en voor werk meerdere keren Syrië is in- en uitgereisd naar Libanon.
11. Ten slotte heeft eiser vlak voor aanvang van de zitting een stuk ingediend waarin wordt verwezen naar een passage uit voornoemd rapport van EASO ‘Country Guidance: Syria’. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat uit de passage blijkt dat [stad] pas in maart 2020 in handen van Assad is gekomen én eiser dit ook heeft verklaard in zijn gehoor. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser het stuk met de verwijzing naar de passage laat heeft ingediend, temeer dit rapport enkele maanden voor de zitting is verschenen. Wat daar verder ook van zij, gesteld nog gebleken is dat de machtsoverdracht afbreuk doet aan de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat eiser bij terugkeer geen risico loopt op ernstige schade. De verwijzing naar de passage uit het rapport treft dan ook geen doel.
Conclusie
12. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat sprake van individuele feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat eiser bij of na terugkeer naar Syrië geen risico loopt op ernstige schade. Dit betekent dat verweerder op grond van het landenbeleid Syrië van het algemene uitgangspunt heeft kunnen afwijken. Verweerder heeft dan ook de aanvraag op goede gronden afgewezen als ongegrond.
12. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.