ECLI:NL:RBDHA:2021:4820

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
NL21.4421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere uitspraak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 28 april 2021 in Dordrecht, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de beroepszaak NL21.4420, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 534,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4421

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de beroepszaak NL21.4420, plaatsgevonden op 28 april 2021 in Dordrecht, op de locatie van de rechtbank Rotterdam aldaar. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.4420, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht in de beroepszaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.