ECLI:NL:RBDHA:2021:4843

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3563
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning en afwijzing verblijfsvergunning op humanitaire gronden wegens huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning als familie- of gezinslid, die op 30 januari 2020 door de staatssecretaris met terugwerkende kracht is ingetrokken. Tevens werd haar aanvraag voor wijziging van het verblijfsdoel naar 'niet-tijdelijke humanitaire gronden' afgewezen. Eiseres stelde dat zij slachtoffer was van huiselijk geweld en dat zij door haar echtgenoot in Marokko was achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van eiseres, met name haar achterlating in Marokko, wat leidde tot een motiveringsgebrek. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Eiseres werd vrijgesteld van griffierecht en kreeg een proceskostenvergoeding van € 1.068,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/3563
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] , van Marokkaanse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: [naam] ),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2019. Daarnaast heeft verweerder in dat besluit de aanvraag van eiseres voor het wijzigen van het verblijfsdoel naar ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 15 april 2020 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 28 april 2020 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype-voor-bedrijven-videoverbinding plaatsgevonden op 22 januari 2021. Eiseres en haar gemachtigde hebben deelgenomen aan de videoverbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die ook heeft deelgenomen aan de videoverbinding. Via de videoverbinding was ook aanwezig [naam] als tolk in de Arabisch (Marokkaanse) taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Vrijstelling griffierecht
1. Eiseres heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Eiseres heeft daartoe een verklaring omtrent inkomen en vermogen overgelegd. Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015 [1] , is de rechtbank van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht dient te worden gehonoreerd, zodat eiseres is vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van griffierecht.
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
2. Eiseres is getrouwd met de heer [naam] (referent). Op 5 september 2019 heeft verweerder van referent een melding ontvangen waarin staat dat de gezinsband vanaf 1 september 2019 is verbroken en dat hij en eiseres niet meer samenwonen. Eiseres heeft vervolgens een aanvraag ingediend voor het wijzigen van het doel van haar verblijfsvergunning naar ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ opdat zij in Nederland kan blijven. Zij heeft aan deze aanvraag ten grondslag gelegd dat ze slachtoffer is geweest van huiselijk geweld en dat zij in september 2019 is achtergelaten in Marokko door referent.
3. Verweerder heeft aan de intrekking van de verblijfsvergunning ten grondslag gelegd dat niet meer is voldaan aan het doel waarvoor de verblijfsvergunning is verleend. Daarnaast heeft verweerder de aanvraag tot wijziging van het doel van de verblijfsvergunning afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat huiselijk geweld heeft geleid tot de feitelijke verbreking van haar relatie met referent. Eiseres voldoet daarom niet aan het door verweerder gevoerde beleid ten aanzien van huiselijk geweld.
Beroepsgronden
4. Eiseres voert aan dat verweerder het beleidskader onjuist heeft toegepast. Zij heeft voldoende bewezen dat zij in Marokko is achtergelaten. Volgens eiseres is er sprake van een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek omdat verweerder haar achterlating niet heeft benoemd en betrokken in de beoordeling of er sprake is geweest van huiselijk geweld. Verweerder heeft verder miskend dat de achterlating een aanwijzing is voor en een onderdeel vormt van het ondervonden huiselijk geweld. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte stelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft overgelegd om het huiselijk geweld te onderbouwen. Eiseres heeft alle gegevens en bescheiden overgelegd waarover zij redelijkerwijs kan beschikken. Het is vervolgens aan verweerder om nader onderzoek te doen. Verder stelt eiseres dat zij privéleven heeft opgebouwd in Nederland. Ten slotte voert eiseres aan dat de hoorplicht is geschonden.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd gericht tegen de intrekking van de aan haar verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. In geschil is of sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op basis waarvan het verblijfsdoel van de vergunning van eiseres gewijzigd moet worden.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Aan een vreemdeling die een verblijfsvergunning heeft gehad als familie- of gezinslid, kan een verblijfsvergunning in verband met ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ worden verleend wegens bijzondere individuele omstandigheden na het verblijf als familie- of gezinslid. [2] In het beleid is bepaald dat bijzondere individuele omstandigheden in ieder geval gelegen kunnen zijn in aantoonbaar ondervonden (seksueel) geweld binnen de familie. Dit betekent dat een verblijfsvergunning kan worden verleend als een vreemdeling aantoont dat huiselijk geweld binnen de familie heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de relatie. [3] In het beleid is opgenomen welke bewijsmiddelen verweerder beschouwt van huiselijk geweld. [4]
7. Partijen verschillen van mening of eiseres heeft aangetoond dat huiselijk geweld heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de relatie.
8. Eiseres heeft in dat verband de volgende stukken overgelegd om het huiselijk geweld en de achterlating in Marokko te onderbouwen: haar medisch dossier van de huisarts, rapportages van haar consulten bij [naam] de aangifte van vermissing van documenten, een vliegticket, de stempels in haar Marokkaanse paspoort, een kopie van een visum om Nederland in te reizen, een betalingsbewijs van dit visum, een whatsapp gesprek tussen eiseres en referent, een verklaring van [naam] ( [functie] van [naam] ), twee rapportages van [naam] over onder meer de Marokkaanse cultuur en de problematiek van achtergelaten vrouwen, een proces-verbaal van bevindingen van een informatief gesprek zeden bij de politie, een proces-verbaal van aangifte van verkrachting, een verklaring van [naam] (vriendin van eiseres), stukken van de huisarts en afschriften van haar bankrekening.
9. Niet langer in geschil is dat eiseres enkel met haar Marokkaanse paspoort in Marokko is achtergelaten terwijl referent haar Nederlandse verblijfsdocument had meegenomen. Om die reden is op 9 september 2019 door de Nederlandse ambassade in Marokko een visum met visumsticker aan haar afgegeven en vervolgens is zij teruggevlogen naar Nederland. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres tegen haar wil in Marokko is achtergelaten. Het enkele feit dat eiseres nog wel in het bezit was van haar Marokkaanse paspoort, maakt niet dat zij niet in de zin van het beleid van verweerder is achtergelaten in Marokko. De situatie waarin eiseres destijds is gebracht door referent, maakt immers dat zij niet aanstonds kon terugvliegen naar Nederland, het land waar zij sinds haar huwelijk met referent woont.
10. De rechtbank zal hierna beoordelen of eiseres heeft aangetoond dat huiselijk geweld binnen de familie heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de huwelijksrelatie. Verweerder heeft zich in dat verband op het standpunt gesteld dat de door eiseres overgelegde stukken en afgelegde verklaringen niet kunnen worden gekwalificeerd als bewijsmiddelen van huiselijk geweld. De rechtbank is het hiermee eens. Eiseres heeft weliswaar aangifte gedaan van verkrachting, maar naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de stukken van de politie niet dat bij de politie aannemelijk is gemaakt dat het huiselijk geweld daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De processen-verbaal van de politie zijn namelijk gebaseerd op de verklaring van eiseres en zijn een weergave van haar verhaal. Voor de vaststelling dat huiselijk geweld heeft plaatsgevonden is meer nodig dan enkel de verklaring van een slachtoffer. Een dergelijke vaststelling impliceert namelijk ook dat referent dader zou zijn van huiselijk geweld en deze conclusie is op grond van de inhoud van het dossier naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer gerechtvaardigd.
Ook de verklaringen van [naam] en van [naam] zijn naar het oordeel van de rechtbank terug te voeren op het verhaal van eiseres aangezien ze zijn opgesteld aan de hand van informatie die zij zelf naar voren heeft gebracht. Dat geldt ook voor de rapportages van [naam] , de consultrapportages van [naam] en de stukken van de huisarts. Om die reden kunnen deze stukken niet worden aangemerkt als objectief verifieerbaar bewijs ten aanzien van de vraag of de relatie van eiseres met referent is verbroken wegens huiselijk geweld. Anders dan eiseres stelt, kan ook het feit dat zij tegen haar wil in Marokko is achtergelaten niet leiden tot de conclusie dat het huiselijk geweld is aangetoond. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet heeft aangetoond dat huiselijk geweld binnen de familie heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de huwelijksrelatie.
11. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerder geen rekening heeft gehouden bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres met haar achterlating in Marokko. Dat had verweerder volgens het beleid wel moeten doen. Dit levert een motiveringsgebrek op. Om die reden zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal hierna bezien of de rechtsgevolgen van dit besluit in stand kunnen blijven. Op de zitting heeft verweerder in dat verband het volgende naar voren gebracht. Als verweerder in de besluitvorming was uitgegaan van de juistheid van de achterlating van eiseres in Marokko en daarmee rekening had gehouden dan had dit niet tot de conclusie geleid dat zou zijn aangetoond dat het huiselijk geweld binnen de familie heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de huwelijksrelatie. De rechtbank kan verweerder in dit betoog volgen gelet op hetgeen onder 10 is overwogen.
12. Verder staat naar het oordeel van de rechtbank privéleven als bedoel in artikel 8 van het EVRM [5] niet in de weg aan de intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres. Verweerder heeft in dat verband de belangen van eiseres voldoende afgewogen. Verweerder heeft vooral van belang kunnen achten dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt en onderbouwd dat de banden met Nederland sterker zijn dan die met Marokko, aangezien zij pas sinds 2018 in Nederland verblijft.
13. Gelet op de aard en de omvang van het motiveringsgebrek is de rechtbank van oordeel dat eiseres op de zitting voldoende in de gelegenheid is gesteld om inhoudelijk te reageren op de nadere toelichting van verweerder. Om die reden ziet de rechtbank, mede uit oogpunt van proceseconomie, aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten. De beroepsgrond van eiseres die ziet op de schending van de hoorplicht behoeft daarom geen bespreking.
Conclusie
14. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb en het bestreden besluit vernietigen met instandlating van de rechtsgevolgen.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres de gemaakte proceskosten vergoedt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Zie artikel 3.51, derde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) in samenhang met artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder c van het Voorschrift Vreemdelingen 2000.
3.Paragraaf B9/8.6 in samenhang met B9/11 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), onder e.
4.Paragraaf B9/20.2 van de Vc.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.