ECLI:NL:RBDHA:2021:489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
NL20.22053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische vreemdeling op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tunesische vreemdeling. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk in gevaar is. De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn asielrelaas niet voldoende heeft onderbouwd en dat de verklaringen van de eiser en zijn partner niet geloofwaardig waren. De rechtbank stelde vast dat de eiser geen documenten had overgelegd ter ondersteuning van zijn claims en dat hij niet had gereageerd op de stellingen van de verweerder die de problemen ongeloofwaardig achtte. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.22053

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Zwiers),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 28 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft daarnaast een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan eiser opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.22054, plaatsgevonden op 20 januari 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft de Tunesische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum eiser] . Hij heeft op 14 december 2020 de onderhavige asielaanvraag ingediend. Daaraan legt eiser ten grondslag dat hij in Tunesië problemen heeft gehad vanwege zijn buitenechtelijke dochter. De dochter komt voort uit de relatie die eiser in 2013 had met [naam 1] . Kort na die relatie is [naam 1] in het huwelijk getreden met [naam 2] . Sinds [naam 2] heeft gehoord dat de dochter niet van hem is, heeft hij eiser meermaals mishandeld. Omdat [naam 1] ook veel problemen kreeg met [naam 2] , is zij met de dochter uit Tunesië gevlucht. Eiser raakte daarvan op de hoogte en is ze achterna gereisd om voor de dochter te kunnen zorgen. In Nederland wil eiser een DNA-test doen, zodat duidelijk wordt dat de dochter van hem is en de dochter zijn achternaam kan dragen. In Tunesië is dit niet mogelijk, omdat het hebben van een buitenechtelijk kind strafbaar is. Eiser zal dan strafrechtelijk worden vervolgd en in de gevangenis belanden. Bij terugkeer naar Tunesië vreest eiser bovendien opnieuw in de problemen te raken met [naam 2] .
2. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de problemen die verband zouden houden met zijn gestelde buitenechtelijke dochter.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat Tunesië een veilig land van herkomst is en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit voor hem persoonlijk anders is. Verweerder heeft de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst wel gevolgd, maar ongeloofwaardig bevonden dat eiser problemen heeft gehad die verband houden met de gestelde buitenechtelijke dochter. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat, mochten er zich problemen voordoen in Tunesië, er voor hem geen mogelijkheid bestaat om de bescherming van de Tunesische autoriteiten in te roepen, aldus verweerder.
Beoordeling
3. Voor zover eiser in beroep onder verwijzing naar zijn zienswijze allereerst handhaaft dat het gehoor is afgeraffeld en daaruit voortgekomen onduidelijkheden en onzorgvuldigheden voor rekening van verweerder dienen te komen, volgt de rechtbank dit niet. Eiser heeft niet toegelicht waarin verweerder volgens hem precies tekort is geschoten. Verder is van belang dat het aan de vreemdeling is om zijn of haar asielmotieven aannemelijk te maken. Verweerder moet de vreemdeling in de gelegenheid stellen om zo volledig mogelijk te verklaren en om uitleg te geven over onvolkomenheden en tegenstrijdigheden. Uit het gehoor van eiser blijkt dat hij ruimschoots in de gelegenheid is geweest te verklaren over zijn asielmotieven. Daarbij heeft verweerder uitgebreid doorgevraagd op de door eiser gestelde vrees. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zorgvuldig gehandeld en mocht hij bij de beoordeling van het asielrelaas uitgaan van de verklaringen zoals eiser die heeft afgelegd tijdens het gehoor.
4. Eiser voert aan dat verweerder zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder verzuimt immers de verklaringen van [naam 1] bij de beoordeling te betrekken, terwijl die overeenkomen met de verklaringen zoals eiser die heeft afgelegd. Bovendien kan eiser zijn buitenechtelijke relatie niet verder onderbouwen. Hij wijst erop dat hij samen met [naam 1] vanaf Italië naar Nederland is gereisd en dat zij zich samen met de dochter in Ter Apel hebben gemeld om een asielaanvraag in te dienen. Ook hebben [naam 1] en eiser beiden verklaard dat zij een liefdesrelatie met elkaar hebben.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat Tunesië in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Er bestaat daarom een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Tunesië geen internationale bescherming nodig hebben. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat Tunesië voor hem persoonlijk niet veilig is. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser daarin niet is geslaagd.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de problemen die verband zouden houden met de gestelde buitenechtelijke dochter namelijk niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
4.2.1.
Verweerder heeft zich daartoe terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter staving van zijn gestelde problemen. Verweerder heeft daarbij met name kunnen meewegen dat eiser geen bewijsbare actie heeft ondernomen om de gestelde familieband tussen hem en zijn gestelde dochter aannemelijk te maken, terwijl eiser zijn vertrek uit Tunesië heeft voorbereid en enige tijd bezig is geweest met zijn vertrek. Eiser heeft onder andere een geboorteakte van de dochter van [naam 1] en een huwelijksakte van [naam 1] en [naam 2] overgelegd, maar uit die documenten blijkt niet uit dat eiser problemen heeft gehad in Tunesië. Dat eiser een relatie heeft (gehad) met [naam 1] of dat eiser de biologische vader van de dochter zou zijn, blijkt daar ook niet uit. De enkele stelling van eiser dat niet valt in te zien welke documenten zouden kunnen onderbouwen dat in 2013 sprake is geweest van een buitenechtelijke relatie, doet aan het voorgaande niet af. Eiser had in ieder geval andere relevante documenten kunnen overleggen. Zo heeft verweerder zich in dit kader onbestreden op het standpunt gesteld dat eiser de correspondentie met zijn advocaat had kunnen overleggen, nu eiser stelt met de advocaat te hebben gesproken over de mogelijkheden om een relatie op te bouwen met de gestelde dochter. Ook heeft verweerder er onbestreden op gewezen dat eiser niet heeft onderzocht of het in Tunesië mogelijk is om via private bedrijven een DNA-test te laten afnemen om de familieband met zijn gestelde dochter vast te stellen. De stelling van eiser dat in Nederland geen gelegenheid is geweest tot DNA-onderzoek, kan hem – wat daar verder ook van zij – daarom ook niet baten.
4.2.2.
Daarnaast heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser ook via zijn verklaringen de gestelde relatie met [naam 1] in Tunesië en de voortzetting daarvan, de gestelde familieband met [naam 1] ’s dochter en de daaruit voortvloeiende problemen niet aannemelijk heeft gemaakt. Daartoe heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser vage en summiere verklaringen heeft afgelegd over zijn relatie met [naam 1] en over de zwangerschap van [naam 1] . Daarnaast heeft verweerder gesteld dat eiser overwegend summier heeft verklaard over het huwelijk tussen [naam 1] en [naam 2] . Eiser zou bovendien tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over de manier waarop hij op de hoogte is geraakt van het vertrek van [naam 1] richting Europa. Omdat verweerder het voorgaande ongeloofwaardig acht, worden ook de daaruit voortvloeiende problemen niet gevolgd. Los daarvan worden de gestelde ondervonden problemen met [naam 2] niet geloofwaardig geacht, nu eiser vaag en summier over de gestelde mishandelingen zou hebben verklaard en nu hij [naam 2] sinds de gestelde mishandeling in 2017 niet meer is tegengekomen, terwijl eiser heeft verklaard dat [naam 2] naar hem bleef zoeken en [naam 2] definitief van eiser af zou willen Eiser heeft het voorgaande verder niet betwist. De rechtbank volgt verweerder in diens standpunt.
Naar het oordeel van de rechtbank doet de enkele stelling van eiser dat verweerder ten onrechte de verklaringen van [naam 1] tijdens haar Dublingehoor niet bij de beoordeling heeft betrokken, niet af aan verweerders – gelet op het voorgaande: vaststaande – geloofwaardigheidsstandpunt. De rechtbank stelt daarbij voorop dat eiser uitgebreid is gehoord en het aan hem is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Zoals uit het voorgaande volgt, is eiser daarin niet geslaagd. Verweerder heeft er in de beschikking op kunnen wijzen dat eiser niet heeft gereageerd op de stellingen van verweerder waarom de problemen ongeloofwaardig zijn geacht. Anders dan eiser lijkt te stellen, maken de verklaringen van [naam 1] niet dat het standpunt over de geloofwaardigheid in een ander licht komt te staan. Uit het enkele feit dat eiser en [naam 1] met elkaar hebben gereisd blijkt overigens ook niet dat zij daadwerkelijk een relatie in 2013 hebben gehad of dat zij nu een verhouding met elkaar hebben. Ook de stelling dat [naam 1] en eiser zich samen met de dochter in Ter Apel hebben gemeld om een asielaanvraag in te dienen, maakt nog niet dat – reeds daarom en in weerwil van eisers verklaringen en het niet betwiste standpunt van verweerder – aannemelijk is gemaakt dat er een familieband bestaat en dat verweerder het asielrelaas daarom ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden.
4.2.3.
Nu verweerder de gestelde relatie van eiser met [naam 1] niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, heeft verweerder de daarmee verband houdende mogelijkheid tot een strafrechtelijke veroordeling terecht niet als relevant element aangemerkt. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat gelet op die ongeloofwaardig geachte relatie een verwijzing naar een mogelijke strafrechtelijke veroordeling geen doel treft. Anders dan eiser suggereert, ziet dat standpunt van verweerder niet alleen op de eerdere relatie in Tunesië, maar ook op de gestelde voortzetting daarvan en dus de huidige relatie. In de stelling van eiser in de zienswijze dat er ook zonder ‘voortzetting’ op dit moment sprake is van een buitenechtelijke en overspelige verhouding, dan wel een schijn van overspel, waardoor hij strafrechtelijk zal worden vervolgd, heeft verweerder eveneens terecht geen relevant element gezien. Uit eisers eigen verklaringen blijkt niet dat hij vreest strafrechtelijk te worden vervolgd alleen vanwege zijn gestelde huidige verhouding met [naam 1] . Ook blijkt uit die verklaringen niet dat eiser ervoor vreest dat [naam 2] aangifte van overspel zal doen. Weliswaar heeft eiser meermaals gesteld te vrezen voor strafrechtelijke vervolging vanwege het hebben van een buitenechtelijk kind, maar die vrees ziet op de situatie dat hij zelf naar de politie gaat om aangifte te doen (gehoor, pagina 7
)of dat hij zelf naar de rechtbank stapt voor een DNA-test (gehoor, pagina 10
).Die omstandigheden heeft verweerder reeds bij het besluit betrokken in het kader van de beoordeling van de problemen die verband houden met de gestelde buitenechtelijke dochter.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder het asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Daaruit volgt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De beroepsgrond faalt.
5. Voor zover eiser in beroep het betoog handhaaft dat hij van zijn partner wordt gescheiden, overweegt de rechtbank dat dit betoog reeds bij gebrek aan onderbouwing faalt. Eiser heeft in beroep volstaan met een enkele verwijzing naar de zienswijze, terwijl verweerder in de beschikking daarop gemotiveerd is ingegaan. Eiser heeft nu niet aangegeven in hoeverre die motivering tekortschiet.
Conclusie
6. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid vanmr. R. Groeneveld, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.