Op 10 mei 2021 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een civiele zaak betreffende de uitleg van een testament en de verdeling van een nalatenschap. De eiseres, bijgestaan door haar advocaat mr. L.E.M. de Vries-Blom, heeft een geschil met haar twee broers, gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2, over de verdeling van de nalatenschap van hun overleden vader, de heer [de erflater]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflater, die ongehuwd overleed, drie kinderen had en een testament had opgesteld op 15 februari 2000. In dit testament was de woning aan de eiseres gelegateerd, maar de verdeling van de nalatenschap was zodanig dat de eiseres en gedaagde sub 1 ieder een kwart en gedaagde sub 2 de helft van de nalatenschap zouden ontvangen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de uitleg van het testament noodzakelijk was, omdat de omstandigheden rondom de waarde van de woning en de WOZ-waarde in de loop der jaren zijn veranderd. De eiseres stelde dat zij niet bevoordeeld was door het legaat, omdat de waarde van de woning bij het overlijden van de erflater niet veel hoger was dan de WOZ-waarde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflater zijn kinderen gelijk wilde behandelen en dat de eiseres recht had op 1/3e deel van de nalatenschap, terwijl gedaagde sub 2 5/12e deel zou ontvangen. De rechtbank heeft de kosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt het belang van de uitleg van testamenten in het licht van veranderende omstandigheden en de intenties van de erflater. De rechtbank heeft de partijen aangespoord om in onderling overleg de precieze verdeling van de kosten en de aangiften erfbelasting te regelen.