ECLI:NL:RBDHA:2021:498
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake overdracht aan Duitse autoriteiten en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A. Agayev, had bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overdracht aan de Duitse autoriteiten, die gepland stond voor 7 januari 2021. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om haar in staat te stellen de beslissing op haar opvolgende asielaanvraag in Nederland af te wachten. Echter, op het moment van de indiening van het verzoek was de overdracht al geannuleerd, maar dit was nog niet aan de gemachtigde van verzoekster bekendgemaakt.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na de schriftelijke reactie van verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een veroordeling in de proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van tegemoetkomen door verweerder, aangezien verzoekster zelf de voortgang van de overdracht had gecreëerd door eerder beroep in te trekken.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om veroordeling in de proceskosten afgewezen, met de overweging dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.