ECLI:NL:RBDHA:2021:498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
AWB 21/76
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake overdracht aan Duitse autoriteiten en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A. Agayev, had bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overdracht aan de Duitse autoriteiten, die gepland stond voor 7 januari 2021. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om haar in staat te stellen de beslissing op haar opvolgende asielaanvraag in Nederland af te wachten. Echter, op het moment van de indiening van het verzoek was de overdracht al geannuleerd, maar dit was nog niet aan de gemachtigde van verzoekster bekendgemaakt.

De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na de schriftelijke reactie van verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een veroordeling in de proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van tegemoetkomen door verweerder, aangezien verzoekster zelf de voortgang van de overdracht had gecreëerd door eerder beroep in te trekken.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om veroordeling in de proceskosten afgewezen, met de overweging dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/76

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. F.S. Schoot).

Procesverloop

Verweerder heeft aan verzoekster meegedeeld dat zij zal worden overgedragen aan de autoriteiten van Duitsland op donderdag 7 januari 2021 om 09:55 uur.
Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat zij de beslissing op haar opvolgende asielaanvraag in Nederland mag afwachten.
Op verzoek van de voorzieningenrechter heeft verweerder daarop schriftelijk gereageerd.
Verzoekster heeft het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig voor de toepassing van Afdeling 7.2 van deze wet met een beschikking gelijkgesteld. De voorgenomen overdracht van verzoekster is als een zodanige handeling aan te merken. Daartegen staan aldus de rechtsmiddelen van bezwaar en voorlopige voorziening open.
2. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb kan in geval van intrekking van een verzoek om een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op gelijktijdig verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
3. Niet in geschil is dat ten tijde van de indiening van het verzoek om een voorlopige voorziening al was voorzien in de annulering van de overdracht op donderdag 7 januari 2021 om 09:55 uur, maar dat dit nog niet aan de gemachtigde van verzoekster was bekendgemaakt.
4. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat er geen sprake is van tegemoetkomen zoals hiervoor bedoeld. Uit de schriftelijke reactie van verweerder blijkt dat verzoekster eerder beroep heeft ingesteld tegen het overdrachtsbesluit van 19 november 2020, maar dat zij dit beroep op 29 november 2020 heeft ingetrokken. Verzoekster heeft daardoor de voortgang van de overdracht zelf in het leven geroepen.
5. Het verzoek om een veroordeling in de proceskosten zal daarom als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een veroordeling in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2021.
griffier
De voorzieningenrechter is verhinderd om
deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.